Onder de Mic-Macs
Hermans voelde zich buitengewoon eenzaam in Canada. ‘Iets imbecielers dan een Canadees moet God waarschijnlijk nog scheppen.’ Hij verveelde zich dood. Behalve de tocht naar Toronto in september en naar New York in november ging hij op stap in de omgeving van Campbellton. Hij beklom er een berg en ging op een middag naar het Indianen-reservaat Restigouche, volgens de jonge schrijver bevolkt door ‘allemaal halfbloed indianen’ die erbij zaten ‘met witte gezichten en peenhaar, net een Indonesiër die te vlug uit de oven is gehaald’.
In hun tamelijk vervallen huisjes voerden ze niets uit. De meest actieven zochten hun heil elders. Het was er niettemin prettig en pittoresk geweest, volgens Hermans, ‘zolang de wind uit een onschuldige richting woei, want anders ruik je een adembenemende stank’.
‘Indian Settlement, Campbellton (Canada) 1948’
Foto 3 in: Koningin Eenoog