Going West
Bob Polak
De op de vorige pagina's afgedrukte uitspraken van Charles B(ernhard) Timmer over Willem Frederik Hermans kunnen op enkele plaatsen worden aangevuld.
Timmer en Hermans maakten voor het eerst kennis met elkaar in juli 1944. Martin Premsela en zijn vrouw Hans Premsela-de Boer woonden op de Overtoom 446, min of meer om de hoek bij Hermans die in de oorlog nog in de Eerste Helmersstraat 208III woonde. Premsela (1896-1960) kwam oorspronkelijk uit Antwerpen; hij was in 1914 naar Nederland gekomen. Premsela was van joodse afkomst en mocht daarom vanaf mei 1941 geen vertaalwerk meer doen. De Duitsers stonden hem alleen nog toe om te werken voor ‘ras- of geloofsgenoten’. Het is onduidelijk hoe Hermans (1921-1995) de veel oudere Premsela kende. Overigens waren ook Charles Timmer (1907-1991) en Adriaan Morriën (1912) een stuk ouder dan Wim Hermans.
Dr M.J. Premsela
In nummer 12 beschreven wij al de gang van zaken bij de verkoop (voor ƒ 3.100, -) van het typescript van Horror Coeli dat Hermans op 19 maart 1945 aan Hans Premsela schonk als dank voor rookwaar. In februari 1945 had Timmer al een exemplaar gekregen. Dat werd in mei 1992 (voor ƒ 4.000, -) verkocht bij Burgersdijk & Niermans [zie: nummer 3].
Behalve bij de Premsela's bezocht Hermans in de oorlog de clandestiene cercles bij wijnhandelaar Jan Boex en zijn vriendin Danny de Glopper-Bolle, bij de musici ‘Stokvis en Berkhout’, en bij de acteur Louis van Gasteren senior. Via deze kringen leerde de jonge Hermans al snel diverse schrijvers, dichters en uitgevers kennen.
In 1945 en 1946 woonde Hermans in een voorkamer bij Timmer, Botticellistraat 24 in Amsterdam. Het was een van zijn eerste woonadressen na het vertrek uit het ouderlijk huis.
Uit de verschillende interviews met Timmer wordt niet duidelijk of Hermans nu liftend of per auto naar Toronto is gegaan. Ook is niet zeker of Hermans nu een of twee auto's kocht. Timmer spreekt zichzelf nogal eens tegen.
Wie het zich bijna veertig jaar later allemaal nog haarfijn leek te herinneren was Hermans zelf. Vooral het interview met Timmer in Maatstaf stak hem. Volgens Hermans was negentig procent van Timmers uitspraken onjuist: ‘ik kocht die auto niet in Qu[é]bec, ik heb er geen $ 100 voor betaald, ik ben er niet mee naar Toronto gereden, het door mij aangereden vehikel was niet “in puin” maar had een kras van $ 5, en Timmer heeft me geen geld gestuurd.’ Het tussen aanhalingstekens geplaatste fragment uit de jammerbrief die hij uit Toronto had verstuurd leek Hermans ook al bezijden de waarheid.
Het zal wel nooit helemaal duidelijk worden wie van de twee gelijk heeft. Wat de reis naar Toronto betreft komt Hermans' versie, dit terzijde, overeen met de gang van zaken in ‘Een veelbelovende jongeman’. Veel fictie lijkt Hermans in dat opzicht niet aan de werkelijkheid te hebben toegevoegd.
Deze foto die WFH op 12 mei 1946 voor Charles B. Timmer signeerde werd in 1992 door Burgersdijk & Niermans geveild voor ƒ 200,-.
Ronduit geestig is Timmers bewering dat de arme Hermans twee keer zakte voor het rij-examen. In 1984 ontkende Hermans dat nog stellig: ‘Ik herinner me