Met paling naar Parijs
Bob Polak
Geert(jan) Lubberhuizen (1916-1984)
Foto uit: Voorjaarsaanbieding 1995 van De Bezige Bij
‘Hij was een van de weinigen in het letterenwereldje voor wie ik ontzag had’ zegt Willem Frederik Hermans in Wim Wennekes' biografie Geert Lubberhuizen, uitgever (1994).
De schrijver en de uitgever-verzetsstrijder ontmoeten elkaar voor het eerst kort voor of kort na de bevrijding. Van een publikatie komt niets: De Bij wijst achtereenvolgens Conserve, Argeloze terreur en De tranen der acacia's af. De uitgave van Het behouden huis in 1952 blijft een incident. Het grote werk verschijnt in deze jaren bij G.A. van Oorschot, van wie Hermans het verwijderen van de zin ‘Ik heb schijt aan de koningin’ uit Ik heb altijd gelijk blijkt te accepteren.
Pas wanneer Hermans moeilijkheden met Van Oorschot krijgt komt het in 1962 tot een daadwerkelijke verbintenis met De Bij. Drie drama's en De woeste wandeling zijn de eerste titels van een reeks die nu al meer dan dertig jaar voortduurt. Hermans en Lubberhuizen ontwikkelen een hartelijke relatie met elkaar. De uitgever logeert in Haren en komt met whisky, oude kaas en paling op bezoek in Parijs. Hun laatste contact vindt plaats bij een etentje op 16 maart 1984 samen met Loek en Miep Brons. Vier maanden later overlijdt de uitgever.
Helaas brengt Wennekes niet de weddenschappen ter sprake tussen Hermans en Lubberhuizen. Zo sluiten zij begin 1967 een contract voor het uitgeven van Een wonderkind of een total loss. Hermans zal vijftigduizend gulden ontvangen als het boek niet vóór 15 november in de boekhandel ligt. Op zijn beurt stelt Lubberhuizen als voorwaarde dat De Bij van Hermans twintigduizend gulden (volgens andere bronnen: vijfentwintigduizend gulden) ontvangt als deze het manuscript niet vóór 1 september heeft ingeleverd.
Lubberhuizen stuurt het contract naar Groningen, maar het komt maar niet getekend terug. Als Lubberhuizen ernaar informeert reageert Hermans: ‘Je denkt toch niet dat ik je dat vóór de eerste september terugstuur?’
Pas op de allerlaatste dag levert Hermans het typescript in bij De Bezige Bij, Lubberhuizen heeft nog maar tweeëneenhalve maand de tijd. Om zo min mogelijk risico te nemen spreekt Lubberhuizen met drukker Bosch af dat het boek al op 15 oktober wordt afgeleverd. Maar dat lukt niet. De datum wordt daarom verschoven naar 1 november. Ook dat blijkt nog te vroeg. Daarna wordt het 8 november, maar wat gebeurt? Bij het stansen van het ronde gat in het omslag kwam het paars van de binnenkant ook aan de buitenkant. Alle omslagen moeten worden overgedrukt. Het wordt een race tegen de klok, maar de uitgever haalt het net. Lubberhuizen in de HP van 15 september 1971: ‘Hermans houdt erg van grappen.’
Ook in 1978 wordt een contract met ‘dwangbevelen’ opgesteld. Hermans verplicht zich om op het Loofhuttenfeest 1978 het typescript van Houten leeuwen en leeuwen van goud persoonlijk aan Lubberhuizen in Parijs te overhandigen. Deze verspeelt op zijn beurt vijftigduizend Ierse ponden als het boek niet vóór het Loofhuttenfeest 1979 (niet 7, maar 1 oktober) is verschenen.
Hermans was in 1978 zevenenvijftig jaar, Lubberhuizen tweeënzestig.
Bronnen:
Haagse Post, 15 september 1971
Nico Scheepmaker, De paus? Daar krijg ik een kind van (1975)
Lisette Lewin, ‘Achterop’ in: Vrij Nederland, 7 oktober 1978