Torbjørn Fjellang: ‘Bijna verloren Wim en ik elkaar toen uit het oog’
Dirk Baartse en Bob Polak
‘Torbjørn Fjellang, Finnmark 1961’
Foto 82 in: Koningin Eenoog
Willem Frederik Hermans maakte zijn studietocht in 1961 door Finnmarken samen met drie Noorse geologen. Torbjørn Fjellang, Harald Skålvoll en Per Akselsen inspireerden hem bij het beschrijven van de figuren Arne Jordal, Qvigstad en Mikkelsen. Fjellang op zijn beurt maakte in juli 1961 een van de meest gepubliceerde foto's van de schrijver.
In 1960 had Hermans (1921) Fjellang (1925) ontmoet in Stockholm op het xixth International Geographical Congress. Ze waren de enige deelnemers van hun land aan een excursie (van 22 tot 28 juli) die voorafging aan een symposium (van 28 juli tot 5 augustus) in Abisko in Zweden. Voor zover Fjellang zich kan herinneren deelden beiden een kamer bij alle evenementen van het congres; er waren ook nog excursies naar de Zweeds-Noorse grens en naar Narvik. Fjellang: ‘Nee, ik kende zijn wetenschappelijke werk niet, maar Wim vertelde me toen wel over zijn bezigheden als lector in Groningen. Later kreeg ik een exemplaar van Erosie.’
Na het congres logeerde Hermans nog enkele dagen bij Torbjørn en Berit Fjellang in Asker bij Oslo. Hermans maakte er foto's van de drie kinderen. Toen Hermans op bezoek ging bij Harald Grieg van uitgeverij Gyldendal in Oslo die de vertaling van De donkere kamer van Damokles voorbereidde, werd het de Noren duidelijk dat dr Hermans ook schrijver was.
Een jaar later logeerde de familie Fjellang in het huis van een oud-collega in Alta; Fjellang was van 1951 tot 1956 leraar aan het plaatselijke gymnasium geweest. Volgens afspraak voegde Hermans zich begin juli 1961 bij de Fjellangs.
‘Hij reisde van Oslo via Trondheim en Tromsø. We maakten toen van 8 juli tot 4 augustus drie tochten. De langste was van 8 tot 18 juli van Skoganvarre via het Lievnasjavrre-meer, de Vuorje en de Raevokløften naar Ravnastua en Assebakte, en vervolgens over het water naar Karasjok. Een afstand van ongeveer honderdvijftig kilometer. Per dag liepen we gemiddeld vijftien kilometer met zware bepakking: rugzakken, slaapzakken, tent, voedsel en instrumenten. Later liepen we nog vijf dagen in het Kautokeino-district en tot slot nog vier dagen in het Solovomi-gebied ten zuiden van Alta.’
In totaal legden zij tweehonderdzestig kilometer af.
Hun veldwerk concentreerde zich op glaciale afzettingen en glaciale erosie-verschijnselen. Doodijsgaten hebben, aldus Fjellang, inderdaad wel iets van meteorietinslagen. ‘De hypothese dat deze gaten het gevolg zijn van inslagen spreekt natuurlijk meer tot de verbeelding dan wanneer zij gewoonweg ontstaan zijn door het smelten van ijs.’
Hermans in de omgeving van Solovomi
Foto: Torbjørn Fjellang
Na hun drie tochten door Finnmarken reisde Hermans nog alleen verder: eerst vermoedelijk naar de Noordkaap en daarna via Bergen en het berg-