Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt
(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij
[pagina 240]
| |
Stem: Repicavan.
KOmt beminde, komt Suster waerde Bruydt,
Staet op mijn Duyve, spoedt, en komt eens uyt,
Dat ick met u een nieuw verbondt besluyt.
Al de buyen van 't Noorden, en 't Zuyen
En 's winters stuyre nachte sijn voorby.
Siet hoe den Lenren spreydt sijn groen tenten,
En maeckt 't aerdrijck bly.
Laet u suchten, en bitter schreyden staen,
Dat wy te samen mogen buyten gaen,
| |
[pagina 241]
| |
En ons vermaecken voor de groene laen,
Daer de Boomen staen nevens de stroomen,
En mijnen Myrrh', en Nardus light gemaeyt.
Komt siet geladen mijn Bloedt-granaden
Rond-om dicht bezaeyt,
Uytverkore, en reyne ziel, die groeyt
Door 't bloedigh sweet, en dauw van my besproeyt,
Aensiet hoe mijnen Wijngaert jeughdigh bloeyt.
Komt hier proeven met lust, en vertoeven
Den rooden stercken Most van mijnen Wijn,
Die sal u geven een nieuw soet leven
Om vernoeght te sijn.
Laet nu varen des wereldts ydel vreught
Vol leet, en vol verderff der jonge jeught,
| |
[pagina 242]
| |
Komt pluckt in mijnen Hof de vrucht der deught,
En ontbonden van stricken der sonden
Den waren vrydom, en gewenschte rust
Sult gy hier vinden by uw' beminden
Na uw wensch, en lust.
Soeten Jesu, ick heb uw stem gehoort:
Gy wondt mijn hert, en raeck'et door u woordt.
Ick moet nu op, ô Heer, ick moet nu voordt,
Gaen verlaten den dool-wegh, en haten
Het listigh vleyen der wellustigheyt,
Om u te minnen met hert en sinnen
Tot uw' dienst bereydt.
|
|