Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 232] [p. 232] XII. H. Elisabeth Koninginne. Stem: Simple Courante. MEt oorlof van Maria Maeght, Die sonder roem den krans der Vrouwen draeght, En wordt te recht van yder een geseyt, Een soete Moeder van bermhertigheyt. Gedooght dat by u werdt geset Den lof van uw Vriendin Elisabeth. Al was sy van een Konincklijck geslacht, Wierd door bermhertigheyt te meer geacht. Dees deught is met haer jeught gegroeyt, Gelijck een Roosje in de Lenten bloeyt, [pagina 233] [p. 233] En opent sijne Blaedtjes in 't gemeen, Soo was Elisabeth tot yder een. De blinde dient sy tot gesicht, De kranck', en droeve werd door haer verlicht: En niemandt was in noodt, verdriet, en smert, Oft vond by haer een soet mildtdadigh hert. Haer Huys was veer van ydelheyt, Een open hof, en school van deughdsaemheyt, Daer liefde, troost, en mildheyt woonden in Met de bermhertigheyt haer Koningin. O handen weerdt van Godt bewaert, In Goudt, en Diamant te zijn gepaert, Op dat aen yder een magh zijn betoont, Hoe de bermhertigheyt waerdt is beloont. Vorige Volgende