Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] VII. H. Catharina Maget, en Martelaerse. Stem: Die mint die lijdt veel pijn. ALexandria draeght Den Lof van eene Maeght, Die de Wereldt heeft veracht. En door een vroom gemoedt Vertreden met de voet Al des Keysers hoogen pracht. Het edel-rijck verstandt Van Catharina wint De wijste van het landt, Oft die men inden Oosten vindt. [pagina 218] [p. 218] 't Is al verloren moedt, Wat Maximinus doet Met belosten, oft geweldt. Wie datter komt ten strijdt Met liefde, of met nijdt, Sy een yder neder velt. Dit heeft tot haer'er baet De Keyserin beproeft Met loffelijck beraedt, Al was sy om de Maeght bedroeft. Porphyrius leght neer U triumphant geweer: Hier en is voor u geen kans. Eer dat gy yet uyt recht, [pagina 219] [p. 219] Siet wie dat gy bevecht, 's Is verwinster vande mans. Haer Hemels soete tael Sal sonder slagh, oft wondt U als een vinnigh stael Geraecken binnen 's herten grondt. Stelt al uw kracht te werck Met raders beulen sterck Tegen een soo vroome Maeght. Uw Wapens sy veracht, En met uw wreedheyt lacht, Die gy 't uwer schade draeght. Al vait sy door het swaerdt, Godt maeckt haer lof vermaert, [pagina 220] [p. 220] Daer sy in stêe van bloedt Met suyver melck de aerd' besproedt, Maeckt Hemels geesten vreught, Vereert de reyne jeught Van Godts uytverkore Bruydt. Op Sinas bergh vermaert Haer lichaem brenght ter aerd Met een Hemelsch bly geluydt. Alexandrinsche schaer Der Maeghden komt te gaer, En zet de Lauwer-kroon Voor Catharina Maeght ten toon. Vorige Volgende