Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] XXII. Aldervremdste wonder der wonderheden Godts Stem: O dulcis esca coeli! HOe wonder sijn uw wercken, Die wy hier staag bemercken Godt Schepper van ons al. Die al des Wereldts ronden, Locht, Aerd' hebt vast gebonden, En Zee in hare wall'. Son, Maen, en de Planeten, En Sterren vast geseten In 't Firmament om hoog, Doet gy daer voor ons waecken, [pagina 129] [p. 129] Die stadig rondom blaecken, En passen op uw oog'. Nu vindt hy nieuwe wetten, En gaet sijn Godtheyt setten In 't minste deels besluyt. De liefde doet ons leeren, Het Broodt in Vleesch verkeeren: Soo ons sijn Woordt beduydt. Hy bleef noch op de Aerde. Schoon hy ten Hemel vaerde By ons, en Vader saem. Met d'Engels, en de Menschen Is al sijn vreugd', en wenschen Te vieren sijnen Naem. [pagina 130] [p. 130] Al wordt gedaent' gebroken Hy blijft geheel beloken, En deelt sijn selven heel. Ja wilt soo sijn bevangen, En tot ons spijs ontfangen Geheel in yder deel. Voor dit geheym, en wonder Ons sinnen moeten onder, En 't vleeschelijck verstandt. Sijn Woordt laet ons dit weten: Vergeefs dan af te meten Godts al-vermogend' handt. Wy willen u dus eeren Godt, Schepper, Heer der Heeren, [pagina 131] [p. 131] Die u hier soo verkleynt. Met al de Seraphinen Aenbidden, achten, dienen, En loven sonder eyndt. Vorige Volgende