De Heliconsche echo, of wêerklank der rymwerken der Nêerduitse redekameren en bezondere konstminners, uitgegalmt op den 9. en 10. mey 1700
(1700)–Anoniem Heliconsche echo, of wêerklank der rymwerken der Nêerduitse redekamers en bezondere konstminners, uitgegalmt op den 9. en 10. mey 1700 in vold, De–bron
De Heliconsche echo, of wêerklank der rymwerken der Nêerduitse Redekameren en bezondere konstminners, uitgegalmt op den 9. en 10. mey 1700. Ignatius van Pee, Brugge 1700
codering
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
logboek
-
verantwoording
gebruikt exemplaar
exemplaar Koninklijke Bibliotheek Den Haag, signatuur: 766 C 64
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De Heliconsche echo, of wêerklank der rymwerken der Nêerduitse Redekameren en bezondere konstminners, uitgegalmt op den 9. en 10. mey 1700 uit 1700.
redactionele ingrepen
In het origineel is de paginering (op basis van de folionummering) niet consequent aangegeven. In deze digitale editie is het origineel zoveel mogelijk gevolgd. Waar folio-aanduiding ontbreekt, is zoveel mogelijk doorgenummerd.
fol. ***1r, G1r, Pp2r: de kop is tussen vierkante haken toegevoegd.
fol. ***1r: gonen → genen: ‘een zilver Wyewater-Vat: en den genen’.
fol. ***2v: Voortreff elyke → Voortreffelyke: ‘Aen de Konst-ieverende En Voortreffelyke Redenkamer vanden H. Arsengel Michaël’.
fol. B1r: Op-gheweckteRym-conste → Op-gheweckte Rym-conste: ‘Op-gheweckte Rym-conste Uyt de vereende Konst-Kamer vanden Olijf-tack ende Violier’.
fol. C2v: LAnet → LAet: ‘LAet Apol u Sang godinnen’.
fol. D1r: crahten → crachten: ‘Op 'tNeêrlandts Helicon, vervult haer swacke crachten’.
fol. D2r: tooeelen → tooneelen: ‘Soo vloyt de const en trotst' op Schouburgh en tooneelen’.
fol. D2r: hemel-C oor → hemel-Choor: ‘Aen elcx vervoerde geest, een open hemel-Choor’.
fol. E1r: Gnlde → Gilde: ‘Eer-gesangh Der neghen Musen Gedicht door de rede-rycke Gilde van S. Jan’.
fol. G1v: Grixe-tael → Grixe-tael): ‘Der Rym-konst (: eerst gesproten uyt de Grixe-tael)’.
fol. O1r: gesehien → geschien: ‘Die sy had sien geschien’.
fol. S1r: det → der: ‘Den cnoop, der onrust, van het licht der Sonn' end' Maen’.
fol. S2v: stilr → stilt: ‘Op de Wijse Neptune stilt uw' vreede Baeren’.
fol. S2v: betteft → betreft: ‘Soo dat de vreucht hier t'hoogste top betreft’.
fol. V2r: Uuyt → Uyt: ‘Uyt u sietmen alleen Castalia soo vloeyen’.
fol. X2v: Oorsronck → Oorspronck, R ym-konst → Rym-konst: ‘Lof-dicht Op den Oorspronck ende Lof der Rym-konst’.
fol. Y1r: wat doorsnuft → wat doorsnuft): ‘Canmen bevinden (die de Boucken wat doorsnuft)’.
fol. Y2v: vreughr → vreught: ‘Al de aerdsche vreught’.
fol. Y2v: weireIt → weirelt: ‘Ter weirelt mer en is’.
fol. Y2v: Sang-goddin] → Sang-goddin: ‘d'Opperste Sang-goddin’.
fol. Z1r-Z2v: de folio-aanuiding op de pagina's suggereert dat folio Z1r wordt gevolgd door folio Z2r. In deze digitale editie is de paginering verbeterd zodat Z1r wordt gevolgd door Z1v en daarna Z2r.
fol. Aa2r: vergaerdc → vergaerde: ‘Hoort Reden-konstenaers, en hier vergaerde Heeren’.
fol. Aa2r: U. . → U.E.: ‘Al weet ghy beter, als dat ick het U.E. Kan leeren’.
fol. Aa2v: Iof → lof: ‘Hem sy den groodtsten Lof’.
fol. Aa2r: Terpichore. → Terpsichore.
fol. Aa3v: gegeveh → gegeven: ‘Dat Godt heeft het begin der Rymen eerst gegeven’.
fol. Aa4v: licht → licht): ‘Wat is'er eenigh Rym (soo spreeckt dit groote licht)’.
fol. Bb1r: eer¿ → eer?: ‘Als den roem? of lof, en eer?’.
fol. Dd2v: blick → blijck: ‘POLYMNIA sal wesen blijck’.
fol. Ff1r: Couraute → Courante: Stemme: ‘Courante la Reyne’.
fol. Gg1v: CLIOPAS → CALIOPAS: ‘CALIOPAS helden lof’.
fol. Gg1v: oudr → ouder: ‘POLIMENE ouder van jaer’.
fol. Hh1v: VrYë s → VrYërs: ‘Door 'tWonDer VreVght-beDrYV' Van CLIös VrYërs Waen’.
fol. Ii2v: Heldeu → Helden: ‘Als der drappre Helden lof’.
fol. Ii2v: Dat → (Dat: ‘(Dat ghy hun hoeder zyt)’.
fol. Ii2v: minnerieties → minnerietjes: ‘Zyn minnerietjes’.
fol. Ii2v: 'teereu → 'teeren: ‘CALIOOP om d'Hemel 'teeren’.
fol. Ii2v: Constighe redenstrydt → Co stighe redensttydt.
fol. Ii2v: SANS MALFAIER → SANS MALFAIRE
fol. Kk2v: Ood'moedigheyt.. → Ood'moedigheyt.: Daelt in Ood'moedigheyt.
fol. Ll1r: Semme → Stemme, nwen → uwen: ‘Stemme, In uwen naem o grooten Koningh!’.
fol. Mm2r: wereken → wercken: ‘De redenrycke wercken’.
fol. Nn1v: gctal → getal: ‘Bey' van goe-vatsaemheyt, beyd' hun getal verstreckt’.
fol. Nn2v: bekoorr → bekoort: ‘>Niet, dat ons soo seer bekoort dan als men vertellen hoort’.
fol. Oo2r: Castimıdes → Castimides: ‘quam by gheval; Castimides docht, hier’.
fol. Oo2v: t'Gheslotenherssenvat → t'Ghesloten herssenvat: ‘t'Ghesloten herssenvat ontsloot, en quam te letten’.
fol. Pp1r: veortghestelt → voortghestelt: ‘Wiert speelwys voortghestelt, tot lof van alle Mans’.
fol. Pp2v: siju → sijn: ‘Meer als voor heenen, soe sijn eygen schrift ons melt’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (*1v, ****2v, D2v, F1v, A2v, Y3v, Qq2v) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. *1r]
DE HELICONSCHE ECHO,
Of Wêerklank der
RYMWERKEN
EN
GEZANGEN
Der Nêerduitse Redekameren en Bezondere Konstmin-
ners, uitgegalmt op den 9. en 10. Mey 1700.
in voldoening van d'afgezonden Konst-
begroetinge, door
HOOFTMAN
Prince, Proost, Raeden, Déken, Schatmeester, en
Sorgers, vande VRIE-HOOFTKAMER,
der Weerde Drie.
SANTINNEN
IN BRUGGE.
Tot Brugghe ghedrukt by d'Hoirs van IGNATIUS VAN PEE, Stadts-drukker.