Aen De Oudvermaerde Vrye-redekamer der weerde drie Santinnen tot Brugghe.
GY die door Lyden hebt verwonnen, plukt de vruchten
Van uwen strijt, met rust, door geestige genuchten,
En schaeft, van sorgen vry, uw wyse Moeder-Tael;
Terwyl de milde vree gheel Vlaenderen doet bloeyen,
De Konste stigt, in, top, op uwe Reden-zael,
En doet de Rymsucht, in uw' Mede-gilden, groeyen,
Door hoop, en prys, en Lof, de Dichters aengeboon.
Duynkerken eyscht, van Brugh, geen groene Lauwerkroon:
Sy laet dien roem, aen't VRYE, uytstekend' in Poëten,
Die dagelyx ter School, by Pallas, neergeseten,
Beieveren, met vlijt, haer soete wetenschap.
Soo ons de Konst-goddin haer jonst niet comt te weyg'ren
Wy volgen, in uw spoor, kloekgeestigh, stap, voor stap,
Om end'lyk, nevens u, Parnassus op te steyg'ren.
Uw iever queekt de lust, tot Konst, en suyvre spraek
Uw voorbeelt stookt den geest, tot wysheyt, en vermaek.
Soo sticht, soo moedigt ons, de Gilde, der SANTINNEN,
Geluckigh, die met haer, door Lyden, leert Verwinnen.
VERBLYDT INDEN TYD.
Duynkerke den 10. Julij 1700.
|
|