Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] De tweede droom Ik ben een-en-dertig jaar. De zomer is volkomen, de bloemen hangen bloeiend over het balcon - met overleg heb ik mijzelf alles ontnomen, rust, zekerheid, bezit - maar brandend schijnt de zon. En ook de liefde, die mij jaren heeft verankerd, die mij omwond met hare windselen goed, werd uitgebrand - onder die pijn heb ik gewankeld, nu nog jaagt zij met vlagen langs mijn bloed. De staat, die ik tenslotte moeizaam heb verworven schijnt weinigen begeerlijk, maar zij weten niet hoezeer een mensch alleen kan zijn en afgestorven en tot een vreemdling worden in een bekend gebied. Om ganschelijk, misschien voorgoed, verloren te geraken aan dezen tweeden droom van onrust, schroeiend zeer, neigende naar het verlangen daaruit te ontwaken en zich schrap zettend tot een doodelijk verweer. Jan R. Th. Campert Vorige Volgende