Helikon. Jaargang 4
(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
[Gedichten van W.B. Yeats]He wishes for the cloths of heavenGa naar voetnoot*(W.B. Yeats) Had ik 't geborduurde hemelkleed,
Gewrocht met gouden en zilvren licht,
Het blauw en 't scheemrend en 't donker kleed
Van nacht en licht en het half licht,
Ik spreidde het kleed onder Uw voet:
Maar ik, daar ik arm ben, heb slechts mijn droom;
Ik spreidde mijn droom onder Uw voet:
Treed zachtjes omdat gij treedt op mijn droom.
| |
He thinks of those who have spoken
| |
[pagina 88]
| |
He tells of the perfect beautyGa naar voetnoot*(W.B. Yeats) O wolk-bleek ooglid, droom-dof oog,
De dichters trachtende eiken dag
Naar het volkomen schoone gedicht
Wankelen als een vrouw hen bezag
En voor de daadloos broeiende hemelboog:
En daarom buigt zich mijn hart, als dauw
Ons slaaprig maakt, totdat God's licht zwicht,
Voor de daadlooze sterren en jou.
| |
He gives his beloved certain rhymesGa naar voetnoot*(W.B. Yeats) Maak vast Uw haar met een gouden pin,
en bind de losdwalende tressen op;
bouw dit arm rijm, vroeg 'k aan mijn hart:
het werkte eraan, dag uit, dag in,
bouwend een droeve lieflijkheid op
uit vroeger tijden strijd en smart.
Hef slechts een parelbleeke hand,
bind op Uw lange haar en zucht;
’t zet ieder mannehart in gloed;
en kaarsgelijk schuim op 't doffe zand,
en sterren klimmend in dauwende lucht
zijn nog slechts lichten voor Uw voet.
|