Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] De ivoren toren Aan J. Greshoff. Wanneer 'k alleen ben speel ik haast altijd hetzelfde repertoire en steeds weer ben ik blij verbaasd er nieuwe schoonheid in te ontwaren. - - Eerst een preludium van Bach, f kleine terts, met dat eenvoudig motief dat deint met zachten slag als kabb'lend water, glanzend goudig. Daarna volgt dan een rustig stuk uit de drie-stemmige Inventionen; ’t blijft altijd even wonderlijk, als een volmaakt gebed in tonen. Een Pastorale van Scarlatti, naïef en blij, in speelschen trant. En dan Chopin: die felle scherzi, geboren onder 'n meesterhand; en de nocturne in f klein, de laatste bladzij één versiering, verijld, als een luchtledig zijn; het slotaccoord als een bezwering. Mazurka's met hun vreemde gratie, sommige somber als de dood. - Van Beethoven de variaties uit de sonate is as groot en 't breedzingend adagio, het middendeel uit opus zeven; een jeugdwerk feitlijk nog, maar zóó diepzinnig, en uniek gebleven. - Het Rondo uit de Pathétique. [pagina 67] [p. 67] Van Schumann meestal de Romanzen, nog niet verbleekte romantiek. Van Granados de spaansche dansen. Van Handel dat verruklijk Air con Variazioni, frisch geklater! Is Liszt daarnaast niet ordinair van pathos en van valsch geschater? Van Field een lieflijke nocturne. - - En Mozart dan!: die Fantasie voorafgaand aan een strenge fuga, dat ernstig spel van zijn genie. En een aanbiddelijk andante: het thema keert na elke phrase terug met rijker varianten in argloos bloeiende extase. (Toen Haydn Mozart hoorde spelen zei hij: ‘’s Geht einem an das Herz’.) - Van Mendelssohn een teerfluweelen Lied ohne Worte, 'n fijne scherts. Ik speel nog altijd graag zoo'n Lied, als werkstuk is het gaaf en edel. Hoor daarna nu eens Hindemith, ’t staat tot elkaar als edel-bedel. Van Haydn een zijner sonates, om 't even welke. - Van Milhaud een bitonaal stuk uit ‘Saudades’. (Na Haydn klinkt dat maar zoo-zoo). Brahms speel ik weinig; 't is zoo triest en stroef. Een enkel Intermezzo is stemmingsvol en warm; en driest klinkt soms zijn stekelig staccato. - - Bruckner schreef voor klavier één stuk: ‘Erinnerung’. - Het slot (vol goedheid [pagina 68] [p. 68] en eenvoud, als een oud geluk verzwevend tusschen vreugd en droefheid) grijpt mij altijd opnieuw weer aan als 't uitvloeit, zacht, in een calando dat dralen blijft, als een vermaan... Wie schreef, na Bruckner, zóó een largo? - Ook af en toe een lyrisch stuk van Grieg, klanken als nevelstrepen... ’t Gaf mij als jongen veel geluk, ik moest er jarenlang mee dwepen. En Kjerulf. Groot is 't niet, maar lief en eerlijk; zuiver van conceptie. Zeer helder klinken, gaaf en vief, zijn stukjes, zonder één exceptie. De ‘Schilderijen’ van Moussorgski, die 'n overstelpend rijk palet bezat. - Schrik niet! van Paderewski ’t alom bekende Menuet! Moderne Franschen: Déodat de Séverac: ‘Chant de la Terre’. Van Debussy de Séréna - de interrompue, waar, heel van verre, de tweede minnaar naderkomt tot hij voor 't spel van d'eerst’ - en rage - de vlucht moet nemen en verstomt. - Chausson: het sombre ‘Paysage’. ‘Retour de fête’ van Roussel, een scherpgeëtste arabeske. De Sonatine van Ravel. Van Chabrier ‘Pièces pittoresques’. - 'k Vergat haast Schubert: 'n Impromptu, weemoedig, mild en zacht vervoerend. - [pagina 69] [p. 69] Een der Images van Debussy, in zijn verfijndheid toch ontroerend, als een gekweekte bloesemrank... - En, ben ik goed op dreef gekomen, Prélude, Choral et Fugue van Franck, een van der menschheid schoonste droomen. - J. de Molenaar Vorige Volgende