Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Concert Een bariton sloeg als een vogel uit, klom spelend opwaarts, zonk en tierelierde; De juffrouw die zo onverholen gierde - o mens, de zenuwen - had het verbruid. Maar bij een extra-smeltende passage toen zij weer schokkend in haar zakdoek, krom - gebogen lag, o eeuwige blamage, zag men dat zij ditmaal in tranen zwom. Welke vergeten droom, o wreedverloren, (er bloeiden sterren en een vogel zong) die, lange tijd vergeten, in 't sonore toonladdertjesgeklaag te voorschijn sprong? Tuis, voor de spiegel in 't penant, een smalle omlijste streep, sloeg zij een deken om, zag zich tien jaar terug met welgevallen, en zong, gebarend, met een dunne’ en malle falsetstem: o, l'amour... ti-ta-ta-tom... En toen zij zweeg, verdwaasd, en listig kilte haar bij de oude maag're schouders nam, hoorde ze schreiend hoe de laatste tram voorbijreed, en er niemand meer de zilte, bijtende eenzaamheid en klamme stilte, vandaag en morgen niet, verbreken kwam. Leo van Breen Vorige Volgende