Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Dagboekblad Ik draag een schaal van blinkend tin, waarin àl zwarte vissen springen, ik klaag niet waar in wrang gewin mijn wroegingen steeds wreder zingen: dit is nog slechts een stil begin. Ik zie de vlammen nader sluipen, ik hoor de schorpioenen kruipen, ik voel de droppels pek heet druipen, ik proef de droesems in de kruiken. En zwarte, zwarte vogels komen, en pikken dreigend langs de bogen der brauwen. Alle kwade dromen ontworstlen zich met helse schaters, en slaan en graven me aan als haters, die lang zich dwongen tot traag talmen, maar tans me aanvatte’ als smalle halmen, me kerven onder 't scherpe kermen van uitgerookte horzelzwermen, die zich snel storten op mijn wonden. Jan Gin Vorige Volgende