Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] De liefhebbende schrijft (Goethe) Een blik van uwe oogen in de mijne, Een kus van uwen mond op mijnen mond, Wie daarvan, zooals ik, bevestging vond, Kan dien iets anders nog verheugend schijnen? Ver weg van jou, vervreemd van al de mijnen, Draai 'k aldoor mijn gedachten in het rond; Steeds staan zij stil bij die gewijde stond, Die eenige; ik voel mijn oogen schrijnen. De tranen drogen weder onverwacht: Ja, hij bemint tot in deze’ uithoek mij; Zou niet jouw hart tot in de verte spreken? Verneem deez’ liefdezuchten, zephir-zacht. Mijn eenige geluk op aarde zij Jouw, mij genegen wil; geef mij een teeken! Rein van Eysinga Vorige Volgende