Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Sprinkhaan en krekel (John Keats) Nooit sterft op aard der poëzie gewas: Als 's zomers zwijmend in de koele boomen De vogels zich verbergen en verdroomen, Loopt nog van heg tot heg een lied door 't gras. Dat is de sprinkhaan - in de zomerweeld’ Koorleider - die, der vreugde nimmer zat, Wanneer hij van zijn spel is afgemat In 't onkruid rustend met zijn klanken speelt. Nooit gaat de poëzie te loor op aard: Als 's wintersavonds vorst met bange kou Haar stilte vestigt, komt de krekel zingen Steeds luider met het gloeien van den haard, En wie sluimer-verloren luistren zou Voelt zich van sprinkhaans zomersch lied doordringen. D.A.M. Binnendijk Vorige Volgende