Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Moeizaam gebed Mij heegaan en mijn wederkeren omsluit Gij met eenzelfde Blik, Ge kent vanaf de morgenlach deze avondlike snik. God, de seizoenen gaan moede en verward: de wind ontluistert 't licht der weiden, en uw onverwinbaar Hart laat niet de ooften rijping beiden. Nooit is de zomer groot genoeg voor mijn van U verwijderend verkennen: de wijn is zuur, want de oogst te vroeg, de zaaier zal niet vóór het onweer mennen. Ik weet uw kennen van mijn wrang ontberen, van de ongesproken woorden van mijn eenzaamheid, dat eenzaam blijven zal wie heden lijdt, want het getij gaat om de keerkring keren. Ik voel mijn bittre kracht de grenzen zoeken der wet - o zoet gevaar! - voor uw Gelaat; en slechts zal ik niet alle krachten vloeken, als niet uw Arm mij, arme, nederslaat. Jan Vercammen Vorige Volgende