Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Forvm Romanvm Hoeveel zijn nog in leven? Vanmorgen stierven zeven uit de verziekte rest. Is het de oude plaag, de pest? Men mompelt van een nederlaag die Caesar leed. Een jonge stier brult voor het laatst een heeschen kreet. Het smalle gouden mes kent geen erbarmen en sneeuwwit in de blauwe lucht al 't marmer. Purperen mantels wappren in den wind. Het Forum wacht totdat het spel begint. Het uur is daar. De burgers wijken plechtig voor de keten van Vesta's priesteressenschaar: zij weten haar reinheid als een muur die het bestaan behoedt van het gewijde kleine vuur dat eeuwig branden moet - maar elke vlam sterft eenmaal ongevoed, volkeren werden immer horden wolven, beschaving op beschaving ligt bedolven, alles ging stuk - het heeft zoo moeten zijn, ziet, op het puin de duizenden sneeuwwitte sterren der jasmijn. Eric van der Steen Vorige Volgende