Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Dichters Aan T. de Groot Zij schreven verzen; schreven niets bij tijden en vreesden, dat het dichten was gedaan; tot weer hun monden wijsheid rhythmisch zeiden en weer copie ter perse is gegaan. Zij schreven verzen, schreven onderscheiden; elk schreef weer anders, schoon hij eender dacht; want zij vertolkten slechts hun eene lijden: de mensch op aarde, die zijn hemel wacht. Zij schreven verzen: prevelden gebeden, maar hadden van hun dagen niets verstaan; zij wisten niet, wat veel millioenen leden; zij waren slechts met eigen lot begaan. En toen zij toch een dag den brand bespeurden, sloten zij zeer zorgvuldig raam en deur... en in hun kamer, waar roô-rozen geurden, werkten zij voort aan 't rhythmisch, schoon gebeur. En toen de hemel dond'rend nederkraakte, en d'aarde uit haar oude banen schoot, dronk d'eene thee, waar d'ander verzen maakte en wijl een derde 't laatste venster sloot. Jac. van Hattum Vorige Volgende