Helikon. Jaargang 3(1933)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] De piraat (Naar Espronceda.) Laat ze woeste krijg beginnen, De blinde vorsten, Om een handbreed gronds te winnen! Ik heersch, in mijn vliegend paleis gehuisd, Zoover dit geweldige water bruist - Vrijheidsdroom, voor wie immer ketenen torsten! Daar zijn geen stranden, Daar zijn geen kapen, Onder wat wapen Of oorlogsvlag, Die mijn verschijning Geen eer betuigen, En willig buigen Voor mijn gezag, Want mijn boot is mijn goed en mijn geld, Mijn geloof is mijn dolle moed, Mijn wet is de wind en 't geweld, Mijn gebied is de wereldvloed. [pagina 8] [p. 8] Bij de waarschuwing: ‘Schip in zicht!’ Wordt het een lust Hoe het offer met alle zeilen zich richt Om 't noodlot van een ontmoeting te ontgaan: Tegenover mij, koning van de oceaan, Is ieder zijn minderheid bewust. Ik ben de heerscher, Ik mag bevelen, Maar bij 't verdeelen Van onze buit, Begeer ik enkel De schoonste der vrouwen Een wijl te beschouwen Als eigen bruid; Want mijn boot is mijn goed en mijn geld, Mijn geloof is mijn dolle moed, Mijn wet is de wind en 't geweld, Mijn gebied is de wereldvloed. [pagina 9] [p. 9] Eigen doodvonnis weet ik lang geteekend! Maar ik ontglip! Ik vertrouw mijn gesternte, nimmer verbleekend, En wie zulke rechtvaardige vonnissen wijst Krijgt mijn vrijspraak niet, als mijn volk hem hijscht Aan de ra - misschien van zijn eigen schip! En, moest ik vallen - Wat was mij 't leven? Ik had het gegeven Voor verloren Toen ik de verdrukking Der menschenstaten Heb verlaten Als vrijgeboren; Want mijn boot is mijn goed en mijn geld, Mijn geloof is mijn dolle moed, Mijn wet is de wind en 't geweld, Mijn gebied is de wereldvloed. [pagina 10] [p. 10] Geen muziek waar ik zoo bij zing, Als 't kermend zoeien Der kabels in siddering; Het gebulder van de kanonnen, En 't gejuich, als wij weer overwonnen, Boven water en onweersloeien; En bij de buien Die kletterend razen, En 't vinnig blazen, Slaap ik gerust, Van 't eeuwig kruien En eeuwig tergen Der duistre bergen In droom gesust; Want mijn boot is mijn goed en mijn geld, Mijn geloof is mijn dolle moed, Mijn wet is de wind en 't geweld, Mijn gebied is de wereldvloed. Hendrik de Vries Vorige Volgende