Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] [Nummer 10] Kale troost Die avondmalen voor het open raam Des zomers, toen ik kind was, op het land! Het stil geluk had toenmaals nog een naam. Het witte huis lag onder notelaren En zijne architectuur lijkt thans infaam, Maar elke pijn kwam daarin tot bedaren. Nu woont men in een hoog appartement, Men kan in de ijskast visch en vleesch bewaren; Maar 't menschlijk hart vergroeit niet met cement. Intusschentijd wat gaat er niet verloren, Wat blijft ons vreemd, onzichtbaar, onbekend? Wij zijn te laat ofwel te vroeg geboren. Soms nog een kleine troost: ik wist het niet Dat men den krekel in de stad kon hooren: 'kVernam daarstraks zijn eigenzinnig lied. Het voerde mij terug in de atmosfeer Der jeugd, in het onnoemelijk gebied Waar droom steeds droom blijft en voor immermeer. Waarom niet liever ongemerkt verdwijnen? Ik heb toch geen principes en geen leer... En God, nietwaar, herkent altijd de zijnen. J. van Nijlen Vorige Volgende