Helikon. Jaargang 2
(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Twee sonnetten voor Calderon's ‘La dama duende'Sonnet van Don JuanDer sterren licht en de eer van ons geslacht
erken ik boven mij, - verder geen wet.
Streng, als mijn vader 't sprak, is mijn gebed:
God schenke mij, en ik mijn koning kracht.
Zoo droeg ik van zeer jongs af aan een zegen:
geen vrees te kennen, noch vernedering;
ik was mijn eigen meester, waar ik ging:
Mijn hart vertrouwde God, mijn hand mijn degen
En thans, thans stort het alles in elkander
ik dien niet langer God, ik dien een ander.
Ik werd een slaaf der wereld, Beatrix, en gij
zijt mij de wereld, 'k Vraag geen medelij.
Ik zwijg. Ik zeg u enkel dit: 'k Verdraag
zelfs niet van u, dat ik thans ketens draag.
| |
[pagina 106]
| |
Antwoordend sonnet van Donna BeatrixDenkt gij, dat ik een vrouw ben, en die keten
niet ken, en niet diezelfde keten draag!
Als ik een voet verzet, een hand te roeren waag,
voel ik wat gij voelt, weet 'k wat gij moet weten.
Ook ik ben in die macht, Juan, ik voel mij branden.
'kVerteer in 't vuur en strijd en blijf verteeren,
maar 'k weet terzelfder tijd dat tot God's eere
't een loutering is, waartoe wij saam verbranden.
Gij ziet me onrustig na, als 'k rustig ga,
en toch beef ik, bij iedere van mijn schreden;
Weet gij dan niet, dat waar ik ga of sta,
ik zonder u ben als een leege schede,
weerloos, en zonder staal. Ach, van den eersten dag
heb 'k u bemind, vanaf dat ik u zag!
J.F.W. Werumeus Buning
|
|