Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Serenade Innig glanst het laat licht in Uw oog, avond, wij zijn gansch van U bevangen; in ons spant zich groot der droomen boog. Warme geur stijgt uit de honigraten; de aarde hijgt zich uit in korenreuk; maanfestijn ontvlamt op doodstil water. Zwervend zoekt Orion hooge wegen, een stoutmoedig jager in den nacht; sterrelicht valt suizelend als regen - ...en ik leid mijn zachte zuster vrouw naar de diepe grotten van den sluimer, dek haar toe met donker hemelsblauw; bij haar borsten strooi ik anjelieren, en haar schoot omgeef ik met een oogst van beschroomde fulpen violieren. Theun de Vries Vorige Volgende