Helikon. Jaargang 2
(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Na de verovering
Rondom de sombre grijze kathedraal,
Onder het zwaar geblaarte der platanen,
Vergruizen de geraamten der prelaten
In het ontkleurde purper van hun praal.
Eens spraken zij den ban met donkre stem,
Een onheil over al, wie aan hun woord weerstonden:
Was niet hun macht in eeuwigheid gebonden
Aan die van God, en die van God aan hen?
En nu, in de ontvolkte vestingstad,
Waar gras en bloemen op de straten tieren,
Wil geen soldaat hun eenzaam graf versieren
Met den verschuldigden gebedenschat.
Het wilde huilen van de roofbandieten,
Brooddronken krijgers, die met eigen bloed
Den vijand op zijn ongevrijwaard goed
Neersloegen en den raven overlieten,
Sterft langzaam weg achter het doodenhof,
Dat streng en ernstig in 't voortvluchtig licht
De vogels tot een simplen zang verplicht
En zoo zijn dooden gunt een achterstallig Lof.
D.A.M. Binnendijk
|
|