Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Het zieke kind Teer als een winterplant tuurt zij door 't hooge raam en roept de dingen toe, elk bij zijn lieven naam. De perelaar, de tulp, de haan, de kat, de zon, de bloemen op de wei, de musch, de papiljon. Zij kan maar niet verstaan, waarom zij niet mag gaan, bij de andere kinderen, die rond het geitje staan. Zij leunt haar warme hoofd tegen de koele ruit en luistert droef naar 't lied, dat blij de merel fluit en troost haar lieve pop:... ‘als gij genezen zijt...’ Maar iemand tilt haar op, omhelst haar, lacht en lijdt. A.W. Grauls Vorige Volgende