Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Gevangen orang-oetan Lang doofde het wilde heimwee in zijn oogen, Het ruischen van de wouden door zijn bloed. Alle herinnering werd allengs logen: Woud, maan en ster en zon-geslagen vloed. Wereld en bloei zijn smadelijk geschrompeld Tot een nauw hok en een zwart-naakten stam. De laatste is hij die langs de wereld strompelt, In wie het leven nog gestalte nam. - En waant hij even soms achter de staven - Der wereld grensmuur waar zijn kracht aan brak - Een andere wereld, zwaar van zoete gaven: Zon, en het wuiven van een groenen tak, Dan hurkt hij, klein en sidderend, in elkander En zoekt naar zekerheid en tast en streelt Zijn eenzaam lichaam met de matte handen En sluit de oogen voor het helsche beeld. Jan H. Eekhout Vorige Volgende