Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Tot een clowntje van Tytgat Kijk wat zit hij daar nu treurig Met zijn billen op de trom. Is hij ziek, berooid, humeurig; - Of alleen maar dom? Domme menschen slechts zijn treurig, Wijze drinken brandewijn. Brandewijntje houdt hen fleurig, Indulgent en rein. Zit niet zoo bedroefd te staren: In de verten is het nóóit. En je beste dwaze jaren Zijn zoo gauw vergooid. Suffers zitten zoo te staren Naar een vage hemelpracht; Wie zijn jonkheid wil bewaren Zegt atjuus en lacht. Hier beneden is 't wel aardig, En je kunt er alles doen Als je durft en als je vaardig Omspringt met een zoen. Iedereen vindt het zoo aardig, Als je ondernemend bent; Niet geleerd, niet mooi, niet waardig: Een gewóne vent. - [pagina 39] [p. 39] Sta nu op en ga beminnen. De équière is vrij; - èn blond. Val maar met de deur naar binnen: Kus haar warmen mond. Want alleen die veel beminnen Vinden hun belooning hier. Broeder Clown, bemin uw zinnen; Eerbied voor 't plezier! Kijk wat zit hij daar verlaten, En hoe zielig op die trom! Wilt ge met den hemel praten? God is doof en stom. God heeft ons allang verlaten, Jou en mij en iedereen. Om te minnen en te haten Rest ons L'Equière alléén. J. Greshoff Vorige Volgende