Helikon. Jaargang 1(1931)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] De onbekende Op eenen morgen heeft hij voor altijd Zijn ouders en hun rustig huis verlaten: Hij had niet eens een vriend om mee te praten, Hij was alleen - en voor alle eeuwigheid. Hij doolde rond. Nooit kwelde hem de tijd, Noch lokte hem de vrede der penaten, Eenzelvige die van de wereld scheidt, Waarin hij niets beminnen kan noch haten. Hij hield van vogels, bloemen en insekten En soms, in 't voorjaar, van een blonde meid, Die in zijn hart een duistren weemoed wekte. Zóó werd hij oud, voor iedereen verloren, En zong aan 't einde van zijn aardschen tijd Het somber lied dat niemand ooit zou hooren. Jan van Nijlen Vorige Volgende