De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 440]
| |||||||||||||||||
Caput XIII.
|
1. Anno centesimo quadragesimo nono, cognovit Judas Antiochum Eupatorem venire cum multitudine adversus Judaeam, | 1. In het jaar honderd negen en veertig vernam Judas, dat Antiochus Eupator met een leger naar Judea kwamGa naar voetnoot1), |
2. Et cum eo Lysiam procuratorem, et praepositum negotiorum, secum habentem peditum centum decem millia, et equitum quinque millia, et elephantos viginti duos, currus cum falcibus trecentos. | 2. en met hem de voogd en bewindvoerder Lysias, vergezeld van honderd en tien duizend voetknechten, en vijf duizend ruiters, benevens twee en twintig olifanten en driehonderd zeiswagensGa naar voetnoot2). |
3. Commiscuit autem se illis et Menelaus: et cum multa fallacia deprecabatur Antiochum, non pro patriae salute, sed sperans se constitui in principatum. | 3. Nu begaf zich MenelaüsGa naar voetnoot3) bij hen en smeekte met veel arglist Antiochus, niet om het heil des vaderlands, maar in de hoop, dat hij met het oppergezag zou bekleed worden. |
4. Sed Rex regum suscitavit animos Antiochi in peccatorem: et suggerente Lysia hunc esse causam omnium malorum, jussit (ut eis est consuetudo) apprehensum in eodem loco necari. | 4. Maar de Koning der koningen wekte den wrevel van Antiochus op tegen den booswicht, en daar Lysias onder het oog bracht, dat deze de oorzaak van alle onheilen was, gaf hij (zooals het bij hen gebruikelijk is) bevel om hem te vatten en terzelfder plaatse te doodenGa naar voetnoot4). |
[pagina 441]
5. Erat autem in eodem loco turris quinquaginta cubitorum, aggestum undique habens cineris: haec prospectum habebat in praeceps. | 5. Nu bevond er zich in dezelfde plaats een toren van vijftig el hoogte, die van alle kanten opgehoopte asch bevatte en steil naar beneden uitzagGa naar voetnoot5). |
6. Inde in cinerem dejici jussit sacrilegum, omnibus eum propellentibus ad interitum. | 6. Van daar deed hij den heiligschenner naar beneden werpen in de asch, terwijl allen hem ten ondergang vooruitstietenGa naar voetnoot6). |
7. Et tali lege praevaricatorem legis contigit mori, nec terrae dari Menelaum. | 7. En op die wijze gebeurde het, dat de wetsverkrachter Menelaüs omkwam, en niet ter aarde besteld werd. |
8. Et quidem satis juste: nam quia multa erga aram Dei delicta commisit, cujus ignis, et cinis erat sanctus: ipse in cineris morte damnatus est. | 8. En zulks inderdaad welverdiend; want dewijl hij tal van misdrijven gepleegd had tegen Gods altaar, waarvan het vuur en de asch heilig is, werd hij zelf veroordeeld om den dood te vinden in de asch. |
9. Sed rex mente effrenatus veniebat, nequiorem se patre suo Judaeis ostensurus. | 9. Intusschen kwam de koning in toomeloozen hartstocht aan, om zich nog kwaadaardiger tegenover de Joden te toonen dan zijn vader. |
10. Quibus Judas cognitis, praecepit populo ut die ac nocte Dominum invocarent, quo, sicut semper, et nunc adjuvaret eos: | 10. Toen Judas dit vernam, gaf hij aan het volk bevel den Heer dag en nacht aan te roepen, opdat Hij hen, als steeds, ook nu zou helpen, |
11. Quippe qui lege, et patria, sanctoque templo privari vererentur: ac populum, qui nuper paululum respirasset, ne sineret blasphemis rursus nationibus subdi. | 11. aangezien zij vreesden beroofd te worden van wet en vaderland en heiligen tempel, en opdat Hij niet zou toelaten, dat het volk, hetwelk onlangs een weinig tot verademing gekomen was, opnieuw onderworpen werd aan de lasterende volkeren. |
12. Omnibus itaque simul id facientibus, et petentibus a Domino misericordiam cum fletu, et jejuniis, per triduum continuum prostratis, | 12. Toen dus allen dit gezamenlijk gedaan en den Heer om barmhartigheid gebeden hadden met geween en vasten, en zij zich drie |
[pagina 442]
hortatus est eos Judas ut se praepararent. | achtereenvolgende dagen ter aarde geworpen hadden, wekte Judas hen op om zich gereed te maken. |
13. Ipse vero cum senioribus cogitavit prius quam rex admoveret exercitum ad Judaeam, et obtineret civitatem, exire, et Domini judicio committere exitum rei. | 13. Intusschen nam hij met de oudsten het besluit om, vooraleer de koning zijn leger naar Judea deed optrekken en de stad vermeesterde, uit te rukken en den uitslag der zaak aan Gods oordeel over te laten. |
14. Dans itaque potestatem omnium Deo mundi creatori, et exhortatus suos ut fortiter dimicarent, et usque ad mortem pro legibus, templo, civitate, patria, et civibus starent, circa Modin exercitum constituit. | 14. Terwijl hij dus de beschikking over alles aan God, den Schepper der wereld, overliet en de zijnen aanspoorde om kloekmoedig te strijden en tot den dood toe voor wetten, tempel, stad, vaderland en medeburgers stand te houden, stelde hij zijn leger op bij ModinGa naar voetnoot7). |
15. Et dato signo suis Dei victoriae, juvenibus fortissimis electis, nocte aggressus aulam regiam, in castris interfecit viros quatuor millia, et maximum elephantorum cum his, qui superpositi fuerant: | 15. En nadat hij den zijnen tot leus ‘Gods overwinning’ gegeven had, koos hij de dappersten onder de jongelingen uit, en des nachts eenen aanval gedaan hebbende op de tent des konings, doodde hij in het kamp vier duizend manGa naar voetnoot8) en den grootsten der olifanten met degenen, die daarop geplaatst waren, |
16. Summoque metu, ac perturbatione hostium castra replentes, rebus prospere gestis, abierunt. | 16. en nadat zij de legerplaats der vijanden met de grootste vrees en verwarring vervuld hadden en in de onderneming geslaagd waren, trokken zij af. |
17. Hoc autem factum est die illucescente, adjuvante eum Domini protectione. | 17. Dit nu geschiedde bij het krieken van den dag, daar Gods bescherming hem bijstond. |
18. Sed rex, accepto gustu audaciae Judaeorum, arte difficultatem locorum tentabat: | 18. Doch de koning, die de stoutmoedigheid der Joden geproefd had, zocht door beleid de moeielijk te genaken plaatsen te vermeesteren, |
[pagina 443]
19. Et Bethsurae, quae erat Judaeorum praesidium munitum, castra admovebat: sed fugabatur, impingebat, minorabatur. | 19. en hij ging legeren voor BethsuraGa naar voetnoot9), dat eene sterke vesting der Joden was, maar hij werd verdreven, gestuit, verzwakt. |
20. His autem, qui intus erant, Judas necessaria mittebat. | 20. Intusschen zond Judas het noodige aan degenen, die zich daarin bevonden. |
21. Enuntiavit autem mysteria hostibus Rhodocus quidam de Judaico exercitu, qui requisitus comprehensus est, et conclusus. | 21. Maar een zekere Rhodocus uit het Joodsche leger openbaarde aan de vijanden de geheimenGa naar voetnoot10); hij werd echter gezocht, gegrepen en opgesloten. |
22. Iterum rex sermonem habuit ad eos, qui erant in Bethsuris: dextram dedit: accepit: abiit: | 22. Nogmaals trad de koning in onderhandeling met degenen, die zich te Bethsura bevonden, gaf de rechterhand, ontving ze, en trok afGa naar voetnoot11). |
23. Commisit cum Juda, superatus est. Ut autem cognovit rebellasse Philippum Antiochiae, qui relictus erat super negotia, mente consternatus Judaeos deprecans, subditusque eis, jurat de omnibus, quibus justum visum est: et reconciliatus obtulit sacrificium, honoravit templum, et munera posuit: | 23. Hij raakte slaags met Judas en werd overwonnenGa naar voetnoot12). Toen hij nu vernam, dat Philippus, die als bewindvoerder was achtergelaten, te Antiochië oproer gemaakt had, werd hij neerslachtig gestemd, vroeg om verschooning aan de Joden, en voor hen zwichtende, bezwoer hij alles wat rechtmatig scheen, en na de verzoening droeg hij een offer op, eerde den tempel en bood geschenken aanGa naar voetnoot13). |
24. Machabaeum amplexatus est, et fecit eum a Ptolemaide usque ad Gerrenos ducem et principem. | 24. Hij omarmde den Machabeër en stelde hem van Ptolemaïs tot bij de Gerreners aan als hoofd en vorstGa naar voetnoot14). |
25. Ut autem venit Ptolemaidam, graviter ferebant Ptolemenses amicitiae conventionem, indignantes ne forte foedus irrumperent. | 25. Toen hij echter te Ptolemaïs kwam, waren die van Ptolemaïs ontevreden over het verdrag van vriendschap, verontwaardigd als zij waren, dat men wellicht het verbond zou verbrekenGa naar voetnoot15). |
26. Tunc ascendit Lysias tribunal, | 26. Alsdan beklom Lysias den |
[pagina 444]
et exposuit rationem, et populum sedavit, regressusque est Antiochiam: et hoc modo regis profectio, et reditus processit. | rechterstoel en legde de reden bloot en bracht het volk tot bedaren; en hij keerde naar Antiochië terug. En zoo verliep het vertrek en de terugkomst des konings. |
- voetnoot1)
- Bijna algemeen houdt men den hier verhaalden veldtocht voor denzelfden als dien van I Mach. VI 28-63, alhoewel de bijzonderheden, van welke daar gewag gemaakt wordt, eenigszins van de hier vermelde verschillen. Het hier opgegeven jaar 149 is (zie de Inleiding blz. 251) hetzelfde als het jaar 150 van I Mach. VI 20, en beantwoordt nagenoeg aan het jaar 163 vóór Christus.
- voetnoot2)
- I Mach. VI 30 wordt het leger van Lysias geschat op honderdduizend voetknechten, twintig duizend ruiters en twee en dertig olifanten. Berust dat verschil niet op een schrijffout, dan moet genoemde telling of raming op een ander tijdstip van den veldtocht geschied zijn; door het plaatsen van garnizoenen in de verschillende vestingen en door het aanwerven of samentrekken van nieuwe troepen moest de getalsterkte van het leger wel gedurende den veldtocht gewijzigd worden. De zeiswagens, volgens Xenophon een uitvinding van Cyrus, en destijds in de Aziatische legers een gewoon oorlogswerktuig, waren strijdwagens, welker assen aan de beide uiteinden met vier zeissen gewapend waren.
- voetnoot3)
- De voormalige hoogepriester. Vgl. IV 24-29.
- voetnoot4)
- Naar het Gr.: ‘Hij beval hem naar Beroea te voeren en hem naar plaatselijk gebruik ter dood te brengen’. Beroea, eene stad van Syrië, ontving haren naam van Seleucus Nicator; vroeger heette het Halab of Helbon, thans Aleppo. De doodstraf, die daar gebruikelijk was, wordt vermeld in v. 5-6.
- voetnoot5)
- Gr.: ‘Er bevindt zich daar een toren van vijftig el (d.i. ongeveer vijf en twintig meter), vol van (ongetwijfeld gloeiende) asch; daarin bevond zich een ronddraaiend werktuig, dat van alle kanten helde naar de asch’.
- voetnoot6)
- Waarschijnlijk bestond de doodstraf daarin, dat de veroordeelde op de asch viel en stikte of een langzamen vuurdood vond. Gr.: ‘Daar hebben allen den heiligschenner, die daarenboven ook nog een overmaat van eenige andere boosheden geworden was, ten ondergang afgestooten’. Naar Flavius Josephus werd Menelaüs niet bij het begin, maar bij het einde van dezen veldtocht ter dood gebracht. Is dit juist, dan geeft de schrijver hier reeds te voren daarvan bericht om terstond na de vermelding der kuiperijen van Menelaüs (zie v. 3) ook den einduitslag voor hem mede te deelen.
- voetnoot7)
- Naar I Mach. VI 30-33 en noot 23 ging Judas legeren bij Bethzachara, een weinig noordwaarts van Bethsur, terwijl hier sprake is van Modin, dat ten noordwesten van Jerusalem lag (zie I Mach. II noot 1). Sommigen meenen daarom, dat de Syriërs in twee legerkorpsen naar Jerusalem trokken, een uit het noordwesten, over Modin, het andere uit het zuiden over Bethsura en Bethzachara. Mogelijk beproefden de Syriërs eerst eenen inval uit het noordwesten, en stelde Judas daarom zijn leger op bij Modin, overviel daar (v. 15) des nachts het kamp des konings en doodde vier duizend man en den grootsten der olifanten. Daardoor voorzichtig geworden (v. 18) besloot Antiochus zijnen weg door Idumea (vgl. I Mach. V 31) over Bethsura te nemen en dit door list en geweld te vermeesteren. Doch daar viel hem Judas overdag aan en bracht hem een verlies van zeshonderd man toe, bij welke gelegenheid Eleazar den grootsten der olifanten doodde. Vgl. v. 23 en I Mach. VI 33-43.
- voetnoot8)
- Sommige Grieksche handschriften hebben: twee duizend.
- voetnoot9)
- Zie I Mach. IV noot 37.
- voetnoot10)
- De plannen van Judas, de stellingen en strijdkrachten der Joden, de zwakke zijden der vestingen enz.
- voetnoot11)
- De bewoners van Bethsura sloten een eervol verdrag, genoopt als zij werden door gebrek aan leeftocht. Zie I Mach. VI 49.
- voetnoot12)
- Vgl. I Mach. VI 42.
- voetnoot13)
- Desniettemin verbrak hij zijne belofte, althans voor een gedeelte. Vgl. I Mach. 55-63.
- voetnoot14)
- Ptolemaïs (zie I Mach. V noot 10) lag aan de Middellandsche Zee, in het noorden; de Gerrenen, d.i. de inwoners van Gerara (volgens anderen: die van Gerar, bij Gaza) woonden aan die Zee, in het zuiden van Palestina. Judas werd dus aangesteld over het gansche kustland.
- voetnoot15)
- De zin is wellicht: daar zij er over gebelgd waren, dat zij misschien later door de Joden, aan welke zij onderworpen werden, zouden kunnen gedwongen worden om hun verbond met de Syriërs te verbreken. Gr.: ‘want zij waren ontevreden, weshalve zij de gesloten verdragen wilden verbreken’.