De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput VI.
|
1. Sed non post multum temporis misit rex senem quemdam Antiochenum, qui compelleret Judaeos ut se transferrent a patriis, et Dei legibus: | 1. En niet langen tijd daarna zond de koning een zekeren grijsaard uit Antiochië, ten einde de Joden te dwingen om van de voorvaderlijke en goddelijke wetten af te wijkenGa naar voetnoot1), |
2. Contaminare etiam quod in Jerosolymis erat templum et cognominare Jovis Olympii: et in Garizim, prout erant hi, qui locum inhabitabant, Jovis hospitalis. | 2. en om tevens den tempel, die zich te Jerusalem bevond, te ontreinigen en daaraan den naam te geven van Jupiter Olympius, en aan dien te Garizim, in overeenkomst met degenen, welke die plaats bewoonden, dien van Jupiter HospitalisGa naar voetnoot2). |
[pagina 402]
3. Pessima autem et universis gravis erat malorum incursio: | 3. Rampzalig nu en drukkend voor allen was de toevloed van boosheden. |
4. Nam templum luxuria, et concessationibus gentium erat plenum, et scortantium cum meretricibus: sacratisque aedibus mulieres se ultro ingerebant, intro ferentes ea, quae non licebat. | 4. Want de tempel was vol van liederlijkheid en van brasserijen der heidenen en van boeleerders met veile deernen, en in de heilige gebouwen drongen moedwillig vrouwen door en brachten ongeoorloofde dingen daarbinnen. |
5. Altare etiam plenum erat illicitis, quae legibus prohibebantur. | 5. Het altaar was insgelijks vol ongeoorloofde, bij de wet verboden zakenGa naar voetnoot3). |
6. Neque autem sabbata custodiebantur, neque dies solemnes patrii servabantur, nec simpliciter Judaeum se esse quisquam confitebatur. | 6. Maar ook de sabbatdagen werden niet gehouden noch de voorvaderlijke feestdagen gevierd, en niemand bekende vrij, dat hij een Jood was. |
7. Ducebantur autem cum amara necessitate in die natalis regis ad sacrificia: et, cum Liberi sacra celebrarentur, cogebantur hedera coronati Libero circuire. | 7. Zij werden daarentegen met bitteren nooddwang op 's konings verjaardagGa naar voetnoot4) naar de offerplechtigheden gedreven, en bij het vieren der feesten van Bacchus werden zij gedwongen met eiloof bekranst rond te loopen ter eere van Bacchus. |
8. Decretum autem exiit in proximas gentilium civitates, suggerentibus Ptolemaeis, ut pari modo et ipsi adversus Judaeos agerent, ut sacrificarent: | 8. Ook werd er voor de naburige heidensche steden op aanraden der PtolemeüssenGa naar voetnoot5) een bevelschrift uitgevaardigd, dat ook zij op gelijke wijze te werk zouden gaan tegen de Joden, opdat dezen offers zouden brengen, |
9. Eos autem, qui nollent transire ad instituta gentium, interficerent: erat ergo videre miseriam. | 9. en dat zij degenen, die niet wilden overgaan tot de instellingen der heidenen, zouden ombrengen. Zoo was er dan rampzaligheid te zien. |
10. Duae enim mulieres delatae sunt natos suos circumcidisse: quas, infantibus ad ubera suspensis, cum | 10. Want twee vrouwen werden aangeklaagd, dat zij hare kinderen besneden hadden; dezen nu wierp men, terwijl hare kinderen aan hare |
[pagina 403]
publice per civitatem circumduxissent, per muros praecipitaverunt. | borsten hingen, nadat men ze openlijk door de stad had rondgeleid, van de muren naar beneden. |
11. Alii vero, ad proximas coeuntes speluncas, et latenter sabbati diem celebrantes, cum indicati essent Philippo, flammis succensi sunt, eo quod verebantur propter religionem et observantiam, manu sibimet auxilium ferre. | 11. Anderen daarentegen, die in de nabijgelegen spelonken vergaderden en heimelijk den sabbatdag vierden, werden, nadat zij aan Philippus verraden waren, door de vlammen verbrand, daar zij uit vroomheid en ontzag vreesden zich eigenhandig te helpen. |
12. Obsecro autem eos, qui hunc librum lecturi sunt, ne abhorrescant propter adversos casus, sed reputent, ea, quae acciderunt, non ad interitum, sed ad correptionem esse generis nostri. | 12. Nu smeek ik degenen, die dit boek zullen lezen, zich om de rampen niet te ontzetten, maar te bedenken, dat deze voorvallen niet ten ondergang, maar ter kastijding van ons volk verstrekken. |
13. Etenim multo tempore non sinere peccatoribus ex sententia agere, sed statim ultiones adhibere, magni beneficii est indicium. | 13. Immers de zondaars niet langen tijd naar believen te laten begaan, maar terstond straffen aan te wenden is een teeken van groote goedertierenheid. |
14. Non enim, sicut in aliis nationibus, Dominus patienter exspectat ut eas, cum judicii dies advenerit, in plenitudine peccatorum puniat: | 14. Want geenszins heeft de Heer, gelijk Hij bij andere volken met geduld wacht, om ze, als de dag des oordeels zal gekomen zijn, naar de volle maat der zonden te straffen, |
15. Ita et in nobis statuit, ut peccatis nostris in finem devolutis, ita demum in nos vindicet. | 15. zulks ook zoo te onzen opzichte bepaald, om dan eerst, als onze zonden tot het uiterste geloopen zijn, wraak over ons te oefenen. |
16. Propter quod nunquam quidem a nobis misericordiam suam amovet: corripiens vero in adversis populum suum non derelinquit. | 16. Weshalve Hij ons nooit zijne barmhartigheid onttrekt, maar bij het kastijden in den tegenspoed zijn volk nimmer verlaat. |
17. Sed haec nobis ad commonitionem legentium dicta sint paucis. Jam autem veniendum est ad narrationem. | 17. Doch dit zij door ons ter waarschuwing der lezers in het kort gezegd. Thans echter dient er overgegaan te worden tot het verhaal. |
18. Igitur Eleazarus unus de primoribus scribarum, vir aetate provectus, et vultu decorus, aperto ore hians compellebatur carnem porcinam manducare. Lev. XI 7. | 18. Eleazarus dan, een der voornaamste schriftgeleerden, een man van hoogen leeftijd en schoon van gelaat, werd genoodzaakt den mond wijd te openen en varkensvleesch te etenGa naar voetnoot6). |
19. At ille gloriosissimam mortem magis quam odibilem vitam complectens, voluntarie praeibat ad supplicium. | 19. Hij echter, eenen roemvollen dood boven een verachtelijk leven verkiezend, ging bereidvaardig ter terechtstellingGa naar voetnoot7). |
[pagina 404]
20. Intuens autem, quemadmodum oporteret accedere, patienter sustinens, destinavit non admittere illicita propter vitae amorem. | 20. Daar hij nu inzag, hoe het betaamde daarheen te gaan, geduldig in het lijden, besloot hij geene ongeoorloofde dingen te begaan uit liefde tot het leven. |
21. Hi autem, qui astabant, iniqua miseratione commoti, propter antiquam viri amicitiam, tollentes eum secreto rogabant afferri carnes, quibus vesci ei licebat, ut simularetur manducasse, sicut rex imperaverat de sacrificii carnibus: | 21. De omstanders echter, door een verkeerd medelijden bewogenGa naar voetnoot8) om 's mans oude vriendschap, namen hem ter zijde en vroegen om vleeschspijzen aan te brengen, die hij mocht eten, opdat hij zou veinzen overeenkomstig het bevel des konings offervleesch gegeten te hebben, |
22. Ut, hoc facto, a morte liberaretur: et propter veterem viri amicitiam, hanc in eo faciebant humanitatem. | 22. om zoodoende van den dood bevrijd te worden; en wegens 's mans oude vriendschap betoonden zij jegens hem die welwillendheid. |
23. At ille cogitare coepit aetatis ac senectutis suae eminentiam dignam, et ingenitae nobilitatis canitiem, atque a puero optimae conversationis actus: et secundum sanctae, et a Deo conditae legis constituta, respondit cito, dicens, praemitti se velle in infernum. | 23. Maar hij begon te denken aan de waardige uitstekendheid van zijnen leeftijd en ouderdom en aan de grijsheid van een aangeboren adeldomGa naar voetnoot9), alsook aan de handelingen van een van kindsbeen af uitmuntenden levenswandel; en overeenkomstig de bepalingen der heilige en door God ingestelde wet antwoordde hij spoedig, zeggende, dat hij eerder ter onderwereld wilde gezonden worden. |
24. Non enim aetati nostrae dignum est, inquit, fingere: ut multi adolescentium, arbitrantes Eleazarum nonaginta annorum transisse ad vitam alienigenarum: | 24. Immers, zeide hij, geenszins past het onzen leeftijd te veinzen, zoodat vele jongelieden, meenende, dat Eleazarus in zijn negentigste jaar tot de levenswijze der vreemdelingen overgegaan is, |
25. Et ipsi propter meam simulationem, et propter modicum corruptibilis vitae tempus decipiantur, et per hoc maculam, atque exsecrationem meae senectuti conquiram. | 25. op hunne beurt, wegens mijne veinzerij, en om eene korte wijl van het vergankelijk leven, verleid worden, en ik daardoor een schandvlek en smaad over mijnen ouderdom haal. |
26. Nam, etsi in praesenti tempore | 26. Want al word ik voor het |
[pagina 405]
suppliciis hominum eripiar, sed manum Omnipotentis nec vivus, nec defunctus effugiam. | oogenblik aan de lijfstraffen der menschen onttrokken, toch zal ik de hand van den Almachtige noch levend noch dood ontvluchten. |
27. Quam ob rem fortiter vita excedendo, senectute quidem dignus apparebo: | 27. Derhalve zal ik, door stouthartig uit het leven te scheiden, mij der grijsheid waardig toonen, |
28. Adolescentibus autem exemplum forte relinquam, si prompto animo, ac fortiter pro gravissimis ac sanctissimis legibus honesta morte perfungar. His dictis, confestim ad supplicium trahebatur. | 28. maar ook aan de jongelieden een kloek voorbeeld achterlaten, indien ik bereidwillig en kloekmoedig voor de gewichtigste en heiligste wetten eenen eervollen dood sterf. Toen hij dit gezegd had, werd hij terstond ter gerechtsplaats gesleurd. |
29. Hi autem, qui eum ducebant, et paulo ante fuerant mitiores, in iram conversi sunt propter sermones ab eo dictos, quos illi per arrogantiam prolatos arbitrabantur. | 29. Zij nu, die hem leidden en kort te voren milder gezind waren geweest, ontstaken in toorn wegens de door hem uitgebrachte woorden, die zij uit laatdunkendheid gesproken waanden. |
30. Sed, cum plagis perimeretur, ingemuit, et dixit: Domine, qui habes sanctam scientiam, manifeste tu scis, quia, cum a morte possem liberari, duros corporis sustineo dolores: secundum animam vero propter timorem tuum libenter haec patior. | 30. Toen hij echter onder de slagen bezweek, zuchtte hij en zeide: O Heer, die de heilige kennis hebt, Gij weet klaarblijkelijk, dat ik, alhoewel ik mij van den dood kon redden, hevige lichaamssmarten doorsta; maar naar de ziel verdraag ik dat blijmoedig om uwe vreeze. |
31. Et iste quidem hoc modo vita decessit, non solum juvenibus, sed et universae genti memoriam mortis suae ad exemplum virtutis et fortitudinis derelinquens. | 31. En zoo is hij dan op die wijze uit het leven gescheiden, niet alleen aan de jongelieden, maar ook aan het geheele volk de gedachtenis van zijnen dood ten voorbeeld van kloekmoedigheid en sterkte achterlatend. |
- voetnoot1)
- Thans volgt een meer uitgebreid verhaal van hetgeen in het kort aangeduid wordt I Mach. I 65 volg. De Grieksche tekst heeft: ‘eenen grijsaard uit Athene’.
- voetnoot2)
- Jupiter heet Olympius als bewoner des hemels, en Hospitalis of de Herbergzame, als beschermer der vreemde gasten. De Samaritanen, die bij den Garizim woonden, waren afstammelingen van vreemdelingen, welke zich tijdens de ballingschap daar gevestigd hadden; daarenboven waren zij althans in dien zin herbergzamer dan de Joden, dat zij niet, gelijk dezen, vreesden door den omgang met andersgezinde volksgenooten verontreinigd te worden. Dienovereenkomstig wilde Antiochus hen Jupiter als den Herbergzame doen vereeren.
- voetnoot3)
- Namelijk vleesch van varkens en andere onreine dieren. Zie I Mach. I 50.
- voetnoot4)
- Volgens den Griekschen tekst ‘elke maand’. Het eiloof was aan Bachus toegewijd.
- voetnoot5)
- Sommigen meenen, dat hier sprake is van de inwoners van Ptolemaïs, anderen van Ptolemeüs, zoon van Doryminus (vgl. IV 45 en I Mach. III 38).
- voetnoot6)
- D.i. men wilde hem daartoe noodzaken; naar den Griekscken tekst (v. 20) spuwde hij het uit.
- voetnoot7)
- Gr. ‘naar de pijnbank (v. 20), maar terwijl hij (het vleesch) uitspuwde, zooals het degenen betaamde te naderen, die durfden van zich afweren wat niet geoorloofd was te proeven uit liefde tot het leven’ enz. Het Grieksche woord en v. 30 geven aan, dat de veroordeelde eerst op de pijnbank werd uitgerekt en daarna met stokken. doodgeslagen.
- voetnoot8)
- Gr.: ‘Degenen, die bij het snoode offer aangesteld waren’.
- voetnoot9)
- Hij dacht er aan, dat de hem aangeboren edelaardigheid hem ongerept was bijgebleven tot aan zijne grijsheid. Misschien echter: hij dacht er aan, hoe zijne grijze haren hem eene natuurlijke waardigheid verleenden. Gr.: ‘Maar hij nam een schoon besluit, en zijne jaren en hoogen ouderdom waardig’ enz.