De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||
Caput III.
|
1. Igitur cum sancta civitas habitaretur in omni pace, leges etiam adhuc optime custodirentur, propter Oniae pontificis pietatem, et animos odio habentes mala, | 1. Toen dan de heilige stad in allen vrede bewoond werd, en ook de wetten nog zeer goed onderhouden werden wegens de vroomheid en de van het kwaad afkeerige gevoelens van den hoogepriester OniasGa naar voetnoot1), |
2. Fiebat ut et ipsi reges, et principes locum summo honore dignum ducerent, et templum maximis muneribus illustrarent: | 2. geschiedde het, dat ook de koningen en vorsten de plaatsGa naar voetnoot2) de hoogste eer waardig achtten en den tempel met overgroote geschenken opluisterden, |
3. Ita ut Seleucus Asiae rex de redditibus suis praestaret omnes sumptus ad ministerium sacrificiorum pertinentes. | 3. zoodat SeleucusGa naar voetnoot3), koning van Azië, uit zijne inkomsten alle kosten bestreed, die betrekking hadden tot den dienst der offeranden. |
4. Simon autem de tribu Benjamin praepositus templi constitutus, contendebat, obsistente sibi principe sacerdotum, iniquum aliquid in civitate moliri. | 4. Maar Simon, uit den stam Benjamin, die als tempelvoogd was aangesteld, poogde, ondanks het verzet van den hoogepriester, eene ongerechtigheid in de stad te beramenGa naar voetnoot4). |
5. Sed cum vincere Oniam non posset, venit ad Apollonium Thar- | 5. Daar hij echter Onias niet kon overmeesteren, begaf hij zich naar |
[pagina 385]
saeae filium, qui eo tempore erat dux Coelesyriae et Phoenicis: | ApolloniusGa naar voetnoot5), zoon van Tharseas, die te dien tijde landvoogd was van Coelesyrië en Phenicië, |
6. Et nuntiavit ei, pecuniis innumerabilibus plenum esse aerarium Jerosolymis, et communes copias immensas esse, quae non pertinent ad rationem sacrificiorum: esse autem possibile sub potestate regis cadere universa. | 6. en boodschapte hem, dat de schatkamer te Jerusalem gevuld was met ontelbare geldsommen, en dat de openbare schatten, die niet strekten tot bekostiging der offeranden, onmetelijk waren, en het ware mogelijk, dat alles in de macht des konings viel. |
7. Cumque retulisset ad regem Apollonius de pecuniis, quae delatae erant, ille accitum Heliodorum, qui erat super negotia ejus, misit cum mandatis, ut praedictam pecuniam transportaret. | 7. Toen nu Apollonius den koning bericht gegeven had omtrent de geldsommen, die ter kennis gebracht waren, ontbood deze Heliodorus, die over zijne aangelegenheden was aangesteldGa naar voetnoot6), en hij zond hem met bevelen om voornoemd geld over te brengen. |
8. Statimque Heliodorus iter est aggressus, specie quidem quasi per Coelesyriam, et Phoenicen civitates esset peragraturus, re vera autem regis propositum perfecturus. | 8. En terstond begaf zich Heliodorus op weg, in schijn wel is waar, alsof hij de steden in Coelesyrië en Phenicië wilde bezoeken, maar in werkelijkheid om 's konings voornemen ten uitvoer te leggen. |
9. Sed, cum venisset Jerosolymam, et benigne a summo sacerdote in civitate esset exceptus, narravit de dato indicio pecuniarum: et, cujus rei gratia adesset, aperuit: interrogabat autem, si vere haec ita essent. | 9. Toen hij echter te Jerusalem gekomen en door den hoogepriester vriendelijk in de stad ontvangen was, sprak hij over het bericht betreffende de geldsommen, en hij gaf te kennen, waarom hij zich daar bevond, en hij vroeg nu, of de zaken inderdaad zoo waren. |
10. Tunc summus sacerdos ostendit deposita esse haec, et victualia viduarum, et pupillorum: | 10. Toen toonde hem de hoogepriester aan, dat het in bewaring gegeven gelden waren en levensonderhoud van weduwen en weezen; |
11. Quaedam vero esse Hircani Tobiae viri valde eminentis, in his, quae detulerat impius Simon: universa autem argenti talenta esse quadringenta, et auri ducenta: | 11. en dat aan Hircanus, zoon van Tobias, een zeer aanzienlijk man, een deel toebehoorde van datgene, waarover de goddelooze Simon bericht gegeven had, en dat er in het geheel vierhonderd talenten zilver en tweehonderd talentenGa naar voetnoot7) goud waren, |
[pagina 386]
12. Decipi vero eos, qui credidissent loco, et templo, quod per universum mundum honoratur, pro sui veneratione, et sanctitate omnino impossibile esse. | 12. maar dat het geheel en al onmogelijk was diegenen te bedriegenGa naar voetnoot8), die hun vertrouwen gesteld hadden in de plaats en in den tempel, welke in de geheele wereld in eere gehouden werd om zijne eerbiedwaardigheid en heiligheid. |
13. At ille pro his, quae habebat in mandatis a rege, dicebat omni genere regi ea esse deferenda. | 13. Maar gene, overeenkomstig hetgeen hij van den koning in last had, zeide, dat die zaken in alle geval naar den koning moesten worden overgebracht. |
14. Constituta autem die intrabat de his Heliodorus ordinaturus. Non modica vero per universam civitatem erat trepidatio. | 14. Op eenen bepaalden dag nu trad Heliodorus binnen om daarover te beschikken. Niet gering was intusschen in de geheele stad de ontzetting. |
15. Sacerdotes autem ante altare cum stolis sacerdotalibus jactaverunt se, et invocabant de coelo eum, qui de depositis legem posuit, ut his, qui deposuerant ea, salva custodiret. | 15. De priesters nu wierpen zich voor het altaar neder in hunne priesterlijke gewaden en riepen om hulp van den hemel tot Dengene, die omtrent de toevertrouwde panden de wet heeft uitgevaardigd, om die ongeschonden te bewaren voor hen, die ze toevertrouwd hadden. |
16. Jam vero qui videbat summi sacerdotis vultum, mente vulnerabatur: facies enim, et color immutatus declarabat internum animi dolorem: | 16. Wie intusschen het gelaat van den hoogepriester zag, werd getroffen in zijn gemoed; want zijn aangezicht en verandering van kleur getuigde van zijne innerlijke zielesmart; |
17. Circumfusa enim erat moestitia quaedam viro, et horror corporis, per quem manifestus aspicientibus dolor cordis ejus efficiebatur. | 17. immers een zekere neerslachtigheid overstelpte den man rondom, alsmede een huivering des lichaams, waardoor de smart zijns harten openbaar werd voor de toeschouwers. |
18. Alii etiam gregatim de domibus confluebant, publica supplicatione obsecrantes, pro eo quod in contemptum locus esset venturus. | 18. Ook anderen stroomden troepsgewijze uit de huizen te zamen onder het bidden van een openbaar smeekgebed, omdat de plaats in verachting ging geraken. |
19. Accinctaeque mulieres ciliciis pectus, per plateas confluebant: sed et virgines, quae conclusae erant, procurrebant ad Oniam, aliae autem ad muros, quaedam vero per fenestras aspiciebant: | 19. En de vrouwen, de borst omgord met boetkleeden, stroomden door de straten samen, ja ook de jonkvrouwen, die opgesloten waren, spoedden naar Onias, anderen naar de muren, terwijl sommigen toezagen door de venstersGa naar voetnoot9); |
[pagina 387]
20. Universae autem protendentes manus in coelum, deprecabantur: | 20. allen intusschen verhieven de handen ten hemel en baden. |
21. Erat enim misera commistae multitudinis, et magni sacerdotis in agone constituti exspectatio. | 21. Want jammerlijk was de verwachting van de gemengde menigte en van den in doodstrijd verkeerenden hoogepriester. |
22. Et hi quidem invocabant omnipotentem Deum, ut credita sibi, his, qui crediderant, cum omni integritate conservarentur. | 22. En dezen riepen nu den almachtigen God aan, opdat hetgeen hun toevertrouwd was, voor hen, die het toevertrouwd hadden, geheel ongeschonden zoude bewaard worden. |
23. Heliodorus autem, quod decreverat, perficiebat eodem loco ipse cum satellitibus circa aerarium praesens. | 23. Maar Heliodorus legde hetgeen hij bepaald had, ten uitvoer, in eigen persoon daar ter plaatse met zijne trawanten aanwezig bij de schatkamer. |
24. Sed spiritus omnipotentis Dei magnam fecit suae ostensionis evidentiam, ita ut omnes, qui ausi fuerant parere ei, ruentes Dei virtute, in dissolutionem, et formidinem converterentur. | 24. Maar de geest van den almachtigen GodGa naar voetnoot10) gaf eene groote duidelijkheid aan zijne tentoonspreiding, zoodat allen, die hem hadden durven gehoorzamen, door de kracht Gods terneervallend, met krachteloosheid en schrik geslagen werden. |
25. Apparuit enim illis quidam equus terribilem habens sessorem, optimis operimentis adornatus: isque cum impetu Heliodoro priores calces elisit: qui autem ei sedebat, videbatur arma habere aurea. | 25. Want er verscheen hun een paard, dat eenen schrikwekkenden ruiter had en met prachtige dekkleeden versierd was; en het sloeg met onstuimigheid zijne voorhoeven neder op Heliodorus; en die het bereed, scheen gouden wapenen te hebben. |
26. Alii etiam apparuerunt duo juvenes virtute decori, optimi gloria, speciosique amictu: qui circumsteterunt eum, et ex utraque parte flagellabant, sine intermissione multis plagis verberantes. | 26. Tevens verschenen twee andere jongelingen, uitmuntend van kracht, uitstekend van glans en sierlijk van gewaad; dezen stonden om hem en geeselden hem van beide zijden, terwijl zij hem onophoudelijk tal van slagen toebrachten. |
27. Subito autem Heliodorus concidit in terram, eumque multa caligine circumfusum rapuerunt, atque in sella gestatoria positum ejecerunt. | 27. Nu viel Heliodorus plotseling ter aarde, en terwijl hem een groote duisternis omhuldeGa naar voetnoot11), nam men hem op en, hem in een draagstoel geplaatst hebbende, bracht men hem naar buiten. |
28. Et is, qui cum multis cursori- | 28. En hij, die met vele boden en |
[pagina 388]
bus, et satellitibus praedictum ingressus est aerarium, portabatur nullo sibi auxilium ferente, manifesta Dei cognita virtute: | trawanten voornoemde schatkamer binnengetreden was, werd gedragen zonder dat iemand hem hulp boodGa naar voetnoot12), nadat Gods macht klaarblijkelijk was erkend geworden. |
29. Et ille quidem per divinam virtutem jacebat mutus, atque omni spe et salute privatus. | 29. Intusschen lag hij door Gods kracht daar stom en van alle hoop en heil verstoken. |
30. Hi autem Dominum benedicebant, quia magnificabat locum suum: et templum, quod paulo ante timore ac tumultu erat plenum, apparente omnipotente Domino, gaudio et laetitia impletum est. | 30. Genen echter prezen den Heer, omdat Hij zijne plaats verheerlijkte; en de tempel, die kort te voren vol schrik en opschudding was, werd door het verschijnen van den almachtigen GodGa naar voetnoot13) vervuld met vreugde en blijdschap. |
31. Tunc vero ex amicis Heliodori quidam rogabant confestim Oniam, ut invocaret Altissimum, ut vitam donaret ei, qui in supremo spiritu erat constitutus. | 31. Toen baden dan eenigen uit de vrienden van Heliodorus in aller ijl Onias, dat hij den Allerhoogste zou aanroepen om het leven te schenken aan dengene, die daar lag te zieltogen. |
32. Considerans autem summus sacerdos ne forte rex suspicaretur malitiam aliquam ex Judaeis circa Heliodorum consummatam, obtulit pro salute viri hostiam salutarem. | 32. De hoogepriester dan bedenkend, of wellicht de koning niet zou argwanen, dat er van den kant der Joden omtrent Heliodorus eenig boos opzet gepleegd was, droeg voor 's mans behoud een offer ten heil op. |
33. Cumque summus sacerdos exoraret, iidem juvenes eisdem vestibus amicti, astantes Heliodoro, dixerunt: Oniae sacerdoti gratias age: nam propter eum Dominus tibi vitam donavit. | 33. En toen de hoogepriester dringend badGa naar voetnoot14), zeiden dezelfde jongelingen met dezelfde gewaden bekleed bij Heliodorus staande: Betuig dank aan den priester Onias; want om zijnentwille heeft de Heer u het leven geschonken. |
34. Tu autem a Deo flagellatus, nuntia omnibus magnalia Dei, et potestatem. Et his dictis, non comparuerunt. | 34. Gij dan, die door God gegeeseld zijt, verkondig aan allen Gods groote daden en macht. En dit gezegd hebbende, verdwenen zij. |
35. Heliodorus autem, hostia Deo oblata, et votis magnis promissis ei, qui vivere illi concessit, et Oniae gratias agens, recepto exercitu, repedabat ad regem. | 35. Heliodorus nu, nadat hij aan God een offer opgedragen en groote geloften had toegezegd aan Dengene, die hem het leven geschonken had, betuigde dank aan Onias, vergaderde het leger en toog naar den koning terug. |
36. Testabatur autem omnibus ea | 36. Intusschen gaf hij aan allen |
[pagina 389]
quae sub oculis suis viderat opera magni Dei. | getuigenis over de werken van den grooten God, die hij voor zijn eigen oogen gezien had. |
37. Cum autem rex interrogasset Heliodorum, quis esset aptus adhuc semel Jerosolymam mitti, ait: | 37. En toen de koning Heliodorus vroeg, wie geschikt was om nog eens naar Jerusalem te worden gezonden, zeide hij: |
38. Si quem habes hostem, aut regni tui insidiatorem, mitte illuc, et flagellatum eum recipies, si tamen evaserit: eo quod in loco sit vere Dei quaedam virtus. | 38. Indien gij eenen vijand of belager uwer heerschappij hebt, zend hem daarheen, en gij zult hem gegeeseld terugontvangen, althans indien hij ontkomt; omdat in die plaats inderdaad een zekere kracht Gods is. |
39. Nam ipse, qui habet in coelis habitationem, visitator, et adjutor est loci illius, et venientes ad malefaciendum percutit, ac perdit. | 39. Want Hij, die zijne woonstede heeft in de hemelen, is de bewaker en helper van die plaats, en die er komen om kwaad te doen, slaat en verderft Hij. |
40. Igitur de Heliodoro, et aerarii custodia ita res se habet. | 40. Zoo staat dan de zaak omtrent Heliodorus en het bewaren der schatkamer. |
- voetnoot1)
- De schrijver begint zijn verhaal met gebeurtenissen uit de laatste jaren der regeering van Seleucus IV Philopator; deze waren de voorloopers der vervolgingen, waarmede de Joden gekweld werden onder diens opvolgers. Hetgeen hier volgt, moest ingelascht worden na I Mach. I 10. Onias III stond wegens zijne vroomheid in hoog aanzien niet alleen bij de Joden, maar ook bij de Syrische koningen.
- voetnoot2)
- De heilige plaats.
- voetnoot3)
- Seleucus IV Philopator. Daar de tempel te Jerusalem andere bronnen van inkomsten had, zal men de uitdrukking alle kosten wel niet letterlijk behoeven te nemen.
- voetnoot4)
- Wat Simon als tempelvoogd te doen had, is onbekend. Het Gr. naar den Cod. Vatic. heeft: ‘Simon kwam in strijd met den hoogepriester over de schending der Wet, die in de stad geschiedde’. Naar den Cod. Alex.; ‘wegens het marktmeesterschap’. Mogelijk was hij belast met het aankoopen der benoodigdheden van den tempel, weshalve hij dan ook, alhoewel hij uit den stam van Benjamin en niet van Levi was, tempelvoogd genoemd werd. Vermoedelijk overschreed hij als zoodanig zijne bevoegdheid, en werd hij daarin belemmerd door den hoogepriester, weshalve hij nu op wraak en ongerechtigheid zon.
- voetnoot5)
- Of deze Apollonius elders nog in de Boeken der Machabeën genoemd wordt, is even onzeker als de betrekking, in welke hij tot zijne daarin vermelde naamgenooten stond. Zie I Mach. III noot 5.
- voetnoot6)
- Als eersten staatsbeambte. Men vermoedt, dat het dezelfde Heliodorus is, die later Seleucus IV ombracht.
- voetnoot7)
- Wordt hier van Hebreeuwsche talenten gesproken, dan bedroeg de waarde ongeveer twee millioen in zilver en elf of twaalf millioen in goud. Waren het Syrische talenten, dan was het bedrag aanmerkelijk minder.
- voetnoot8)
- Namelijk in hun vertrouwen, door de in bewaring gegeven gelden in beslag te nemen.
- voetnoot9)
- De jonkvrouwen leefden meestal afgezonderd en opgesloten in het ouderlijk huis of bij den tempel. In plaats van naar Onias heeft de Grieksche tekst: ‘naar de poorten’.
- voetnoot10)
- Gr. naar den Cod. Vatic.: ‘De Heer der vaderen en de beheerscher van alle macht’. Naar den Cod. Alex.: ‘De Heer der geesten’, d.i. der engelen; vgl. v. 25, 26. In plaats van: die hem hadden durven gehoorzamen, heeft de Grieksche tekst: die hadden durven samenkomen.
- voetnoot11)
- Doordien hij in bezwijming gevallen was.
- voetnoot12)
- Naar het Gr.: ‘niet in staat om zich zelven te helpen, nadat zij duidelijk Gods macht erkend hadden’.
- voetnoot13)
- Die door de engelen zijne macht openbaarde.
- voetnoot14)
- Gr.: ‘En terwijl de hoogepriester het verzoeningsoffer opdroeg’.