De profetie van Malachias.
Inleiding.
Malachias, Hebr. Maleachi, beteekent of wel ‘mijn gezant’ of wel als verkorting van Maleachia, ‘gezant’ of ‘engel des Heeren’. De bewering van eenigen onder de ouden, dat onder dien naam inderdaad een engel des hemels zou zijn aangeduid, is reeds weerlegd door den H. Hiëronymus. Hij zelf echter hield met de Joodsche overlevering Esdras voor dezen gezant des Heeren. Doch genoegzaam zeker is Malachias de eigennaam van den profeet. Omtrent zijn persoon is niets met zekerheid bekend. Men vermoedt, dat hij priester was, omdat zijne profetie in den aanvang vooral de priesters betreft.
De profeet trad op na de ballingschap en later dan Aggeüs en Zacharias. Want de tempel was reeds voltooid, de offerdienst in vollen gang, en zelfs de eerste godsdienstige ijver reeds aanmerkelijk bekoeld (vgl. I 6-14; II 1-12 enz.). De misbruiken, door hem bestreden, waren andere dan die, welke door Aggeüs en Zacharias werden berispt; zij komen echter eenigermate overeen met die, welke Esdras en Nehemias in de tweede helft der vijfde eeuw hadden te bestrijden. Hieruit mag men afleiden, dat de profetie van Malachias, het laatste der profetische boeken van het Oude Verbond, omstreeks eene eeuw jonger is dan de profetieën van Aggeüs en Zacharias.