De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 174]
| |||||||||||||||||
Prophetia Aggaei.Caput I.
|
IN anno secundo Dayrii regis, in mense sexto, in die una mensis, factum est verbum Domini in manu Aggaei prophetae ad Zorobabel filium Salathiel, ducem Juda, et ad Jesum, filium Josedec, sacerdotem magnum, dicens: | IN het tweede jaar van koning Darius, in de zesde maand, op den eersten dag der maand, is het woord des Heeren geschied door de bediening van Aggeüs, den profeet, tot Zorobabel, zoon van Salathiël, den landvoogd van Juda, en tot Jesus, zoon van Josedec, den hoogepriesterGa naar voetnoot1), zeggende: |
2. Haec ait Dominus exercituum, dicens: Populus iste dicit: Nondum venit tempus domus Domini aedificandae. | 2. Zoo spreekt de Heer der heerscharen, zeggende: Dit volk zegt: Nog niet gekomen is de tijd om het huis des Heeren op te bouwen. |
3. Et factum est verbum Domini in manu Aggaei prophetae, dicens: | 3. En het woord des Heeren is geschied door de bediening van Aggeüs, den profeet, zeggende: |
4. Numquid tempus vobis est ut habitetis in domibus laqueatis, et domus ista deserta? | 4. Is het dan tijd voor u om te wonen in beschoten huizen, en dit huis ligt woestGa naar voetnoot2)? |
[pagina 175]
5. Et nunc haec dicit Dominus exercituum: Ponite corda vestra super vias vestras. | 5. En nu, dit zegt de Heer der heerscharen: Vestigt uwe harten op uwe wegenGa naar voetnoot3). |
6. Seminastis multum, et intulistis parum: comedistis, et non estis satiati: bibistis, et non estis inebriati: operuistis vos, et non estis calefacti: et qui mercedes congregavit, misit eas in sacculum pertusum. Deut. XXVIII 38; Mich. VI 15. | 6. Gij hebt veel gezaaid en weinig ingebracht; gij hebt gegeten en zijt niet verzadigd; gij hebt gedronken en zijt niet voldaan; gij hebt u gekleed en zijt niet verwarmd; en wie loon verzamelde, wierp het in een doorboorden buidelGa naar voetnoot4). |
7. Haec dicit Dominus exercituum: Ponite corda vestra super vias vestras: | 7. Dit zegt de Heer der heerscharen: Vestigt uwe harten op uwe wegen. |
8. Ascendite in montem, portate ligna, et aedificate domum: et acceptabilis mihi erit, et glorificabor, dicit Dominus. | 8. Gaat op naar het gebergte, brengt hout aan en bouwt het huis; en het zal Mij welgevallig zijn, en Ik zal verheerlijkt wordenGa naar voetnoot5), zegt de Heer. |
9. Respexistis ad amplius, et ecce factum est minus: et intulistis in domum, et exsufflavi illud: quam ob causam, dicit Dominus exercituum? quia domus mea deserta est, et vos festinatis unusquisque in domum suam. | 9. Gij zaagt meer te gemoet en zie, het werd minder; en gij bracht het in huis, en Ik heb het weggeblazenGa naar voetnoot6). Om welke reden? zegt de Heer der heerscharen. Omdat mijn huis woest ligt en gij u spoedt een ieder naar zijn eigen huisGa naar voetnoot7). |
10. Propter hoc super vos prohibiti sunt coeli ne darent rorem, et terra prohibita est ne daret germen suum: | 10. Daarom zijn over u de hemelen weerhouden dauw te geven, en is de aarde weerhouden hare vrucht te geven. |
11. Et vocavi siccitatem super terram, et super montes, et super triticum, et super vinum, et super oleum, et quaecumque profert humus, et super homines, et super jumenta, et super omnem laborem manuum. | 11. En Ik riep droogteGa naar voetnoot8) over het land en over de bergen en over de tarwe en over den wijn en over de olie en over alles, wat de grond voortbrengt, en over de menschen en over het vee en over al den arbeid der handen. |
12. Et audivit Zorobabel filius Salathiel, et Jesus filius Josedec sacerdos magnus, et omnes reliquiae populi vocem Domini Dei sui, et | 12. Toen hoorden Zorobabel, zoon van Salathiël, en Jesus, zoon van Josedec, de hoogepriester, en al de overblijfselen des volksGa naar voetnoot9) naar de |
[pagina 176]
verba Aggaei prophetae, sicut misit eum Dominus Deus eorum ad eos: et timuit populus a facie Domini. | stem van den Heer, hunnen God, en naar de woorden van Aggeüs, den profeet, gelijk hem de Heer, hun God, tot hen gezonden hadGa naar voetnoot10); en het volk vreesde voor het aangezicht des Heeren. |
13. Et dixit Aggaeus nuntius Domini de nuntiis Domini, populo dicens: Ego vobiscum sum, dicit Dominus. | 13. En Aggeüs, de gezant des Heeren sprak, krachtens de zending des Heeren, tot het volk, zeggende: Ik ben met u, zegt de HeerGa naar voetnoot11). |
14. Et suscitavit Dominus spiritum Zorobabel filii Salathiel, ducis Juda, et spiritum Jesu filii Josedec sacerdotis magni, et spiritum reliquorum de omni populo: et ingressi sunt, et faciebant opus in domo Domini exercituum Dei sui. | 14. En de Heer wekte den geest opGa naar voetnoot12) van Zorobabel, zoon van Salathiël, den landvoogd van Juda, en den geest van Jesus, zoon van Josedec, den hoogepriester, en den geest der overblijfselen van het gansche volk; en zij kwamen en zij verrichtten het werk aan het huis van den Heer der heerscharen, hunnen GodGa naar voetnoot13). |
- voetnoot1)
- Aan een vreemden overheerscher ontleent Aggeüs de tijdsbepaling zijner profetie, daar het huis van David, volgens de voorzeggingen (Osee III 4; Amos IX 11), van rijk en troon beroofd was. Zorobabel, uit het huis van David (I Par. III 1-17), was landvoogd, Hebr. pecha, d.i. stadhouder van Darius Hystaspis, die van 521 tot 485 v.Chr. koning was van Medo-Perzië, waartoe Palestina behoorde. De zesde maand, volgens Joodsche telling Elul, begon toen ongeveer half September; uit de reeds ingezamelde vruchten bleek dat het weder een slechte oogst was (v. 6-11). Op den eersten dag vierden zij het nieuwemaanfeest, waarop bijzondere feestoffers moesten worden opgedragen (Num. XXVIII 11-15) en het gemis aan den tempel beter gevoeld werd. Jesus of Josua was de zoon van dien Josedec, die onder Nabuchodonosor naar Babylon was heengevoerd (I Par. VI 15). Tot het burgerlijk en het geestelijk hoofd moest de profeet het woord Gods richten, daar zij beiden met vereende krachten tot het bouwen van den tempel moesten aansporen.
- voetnoot2)
- Het ontbrak hun niet aan tijd en aan geld om beschoten huizen te bouwen, waarin muren en zoldering met fijn cederhout waren betimmerd. Hunne traagheid in het bouwen van den tempel verried dus gebrek aan eerbied en liefde voor God.
- voetnoot3)
- d.i. Overweegt eens goed, wat u overkomen is.
- voetnoot4)
- De bedreiging der wet (Deut. XXVIII 38) was om hunne nalatigheid in vervulling gegaan.
- voetnoot5)
- De zin is waarschijnlijk: Door mijne weldaden aan u zal mijne macht en goedheid openbaar worden.
- voetnoot6)
- Het weinige, dat gij in uwe schuren hadt ingezameld, ging verloren, als weggeblazen door mijne verbolgenheid.
- voetnoot7)
- Omdat gij, ijverig in de weer voor uwe bijzondere belangen, den tempelbouw verwaarloost.
- voetnoot8)
- Droogte, Hebr. chôreb, eene woordspeling met châreb, woest (v. 9).
- voetnoot9)
- Het kleine getal der teruggekeerde ballingen.
- voetnoot10)
- M.a.w. omdat hij krachtens zijne zending Gods woord verkondigde.
- voetnoot11)
- God belooft aan het nu bereidwillige volk zijnen zegen.
- voetnoot12)
- d.i. Gaf hem moed en kracht.
- voetnoot13)
- De tijdsopgave van II 1 behoorde hier, evenals in den Hebr. en den Griekschen tekst, te zijn bijgevoegd. Op den vier en twintigsten dag der maand, op welks eersten dag (I 1) Aggeüs hen vermanend had toegesproken, verrichtten of ondernamen zij het werk, d.i. maakten zij de eerste toebereidselen, zoodat drie maanden later (II 11, 19) de eerste steenlagen op de reeds onder Cyrus gelegde grondslagen werden opgetrokken.