dit werk aan door de voorzegging der heerlijkheid van dezen nieuwen tempel (II 2-10). De derde belooft Gods tijdelijken zegen van den dag af, dat met dit werk is begonnen (II 11-20). De vierde verheft de hooge waardigheid en voorbeduidende beteekenis van Zorobabel, den koninklijken bouwmeester van het heiligdom en den erfgenaam der oude, aan David gedane beloften (II 21-24).
De stijl van Aggeüs is, overeenkomstig zijn onderwerp, eenvoudig en duidelijk, zonder dichterlijke versiering; evenwel, waar de behandelde stof het toeliet, is ook zijn stijl meer verheven en rhythmisch (vgl. I 6, 9, 10; II 7, 23, 24).
Het goddelijk en canoniek gezag der profetie is door de eenstemmige overlevering der Synagoog, door hare opneming in de Septuagint, en door het voortdurend geloof der H. Kerk ten volle gewaarborgd. De H. Paulus (Hebr. XII 26) heeft zich op haar als op het woord van God zelven beroepen.