De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 142]
| |||||||||||||||||
Caput III.
|
1. Vae civitas sanguinum, universa mendacii dilaceratione plena: non recedet a te rapina. Ez. XXIV 9. | 1. Wee stad van bloed, geheel van leugen, van geweldenarij vervuld; gij laat niet af van den roofGa naar voetnoot1)! |
2. Vox flagelli, et vox impetus rotae, et equi frementis, et quadrigae ferventis, et equitis ascendentis: | 2. Zweepgeklap en gedruisch van aanstormend rad en van brieschend paard en van ratelend vierspan en van aanrennenden ruiter, |
3. Et micantis gladii, et fulgurantis hastae, et multitudinis interfectae, et gravis ruinae: nec est finis cadaverum, et corruent in corporibus suis. | 3. en van vlammend zwaard en van bliksemende spies, en van eene menigte verslagenen en van een zwaren val! geen eind is er aan de lijken, en zij struikelen over hunne lichamenGa naar voetnoot2)! |
4. Propter multitudinem fornicationum meretricis speciosae, et gratae, et habentis maleficia, quae vendidit gentes in fornicationibus suis, et familias in maleficiis suis. | 4. Wegens de menigte der hoererijen van de boeleerster, de schoone en bevallige, die toovermiddelen had en volkeren verkocht door hare hoererijen en geslachten door hare tooverkunsten: |
5. Ecce ego ad te, dicit Dominus exercituum, et revelabo pudenda tua in facie tua, et ostendam gentibus nuditatem tuam, et regnis ignominiam tuam. Is. XLVII 3. | 5. Zie, Ik tegen u, zegt de Heer der heerscharen, en ontblooten zal Ik uwe schaamte voor uw aangezicht en toonen zal Ik den volkeren uwe naaktheid en den koninkrijken uwe schande. |
6. Et projiciam super te abominationes, et contumeliis te afficiam, et ponam te in exemplum. | 6. En vuilnis zal Ik op u werpen en met schande u overladen en Ik zal u stellen ten voorbeeldGa naar voetnoot3). |
7. Et erit: omnis, qui viderit te, resiliet a te, et dicet: Vastata est Ninive: quis commovebit super te caput? unde quaeram consolatorem tibi? | 7. En het zal zijn: ieder die u ziet, zal terugdeinzen van u en zeggen: Verwoest is Ninive! Wie zal over u het hoofd schudden? waar zal Ik eenen trooster zoeken voor u? |
8. Numquid melior es Alexandria populorum, quae habitat in flumi- | 8. Zijt gij beter dan Alexandrië, der volkeren (stad), die woont aan de |
[pagina 143]
nibus? aquae in circuitu ejus: cujus divitiae, mare: aquae muri ejus. | stroomen? Wateren rondom haar; haar rijkdom is de zee, wateren zijn hare murenGa naar voetnoot4). |
9. AEthiopia fortitudo ejus, et AEgyptus, et non est finis: Africa, et Libyes fuerunt in auxilio tuo. | 9. Ethiopië is hare sterkte, en Egypte, en er is geen einde aan; Africa en de Libyërs waren u ten diensteGa naar voetnoot5). |
10. Sed et ipsa in transmigrationem ducta est in captivitatem: parvuli ejus elisi sunt in capite omnium viarum, et super inclytos ejus miserunt sortem, et omnes optimates ejus confixi sunt in compedibus. | 10. Maar ook zij is in den vreemde weggevoerd in gevangenschap; hare kinderen werden verpletterd op de hoeken aller straten, en over hare edelen wierp men het lot, en al hare grooten werden in voetboeien geklonkenGa naar voetnoot6). |
11. Et tu ergo inebriaberis, et eris despecta: et tu quaeres auxilium ab inimico. | 11. Ook gij dan zult dronken wordenGa naar voetnoot7) en gij zult verachtelijk zijn; ook gij zult zoeken naar hulp tegen den vijand. |
12. Omnes munitiones tuae sicut ficus cum grossis suis: si concussae fuerint, cadent in os comedentis. | 12. Al uwe bolwerken zijn als vijgeboomen met hunne vijgen; als men ze schudt, vallen zij den eter in den mondGa naar voetnoot8). |
13. Ecce populus tuus mulieres in medio tui: inimicis tuis adapertione pandentur portae terrae tuae, devorabit ignis vectes tuos. | 13. Zie uw volk, vrouwen zijn het in uw midden; voor uwe vijanden zullen wagenwijd openstaan de poorten van uw land, vuur zal uwe grendelen verterenGa naar voetnoot9). |
14. Aquam propter obsidionem hauri tibi, exstrue munitiones tuas: intra in lutum, et calca, subigens tene laterem. | 14. Schep u water voor de belegering, bouw uwe vestingwerken op; treed in het leem en stamp, knedend onder den voet, houd den tegelGa naar voetnoot10). |
[pagina 144]
15. Ibi comedet te ignis: peribis gladio, devorabit te ut bruchus: congregare ut bruchus: multiplicare ut locusta. | 15. Dáár zal het vuur u verteren; gij zult omkomen door het zwaard, het zal u verslinden als de keverGa naar voetnoot11); zwerm samen als de kever, hoop u op als de sprinkhaan! |
16. Plures fecisti negotiationes tuas quam stellae sint coeli: bruchus expansus est, et avolavit. | 16. Talrijker hebt gij uwe koopmanschappen gemaakt dan er sterren zijn aan den hemel; de kever ontplooide zich en vloog heenGa naar voetnoot12). |
17. Custodes tui quasi locustae: et parvuli tui quasi locustae locustarum, quae considunt in sepibus in die frigoris: sol ortus est, et avolaverunt, et non est cognitus locus earum ubi fuerint. | 17. Uwe wachters zijn als sprinkhanen en uwe minderen als zwermen van sprinkhanen, die zich legeren op de heiningen bij een kouden dag; de zon is opgegaan, en zij zijn heengevlogen, en men weet hunne plaats niet meer, waar zij warenGa naar voetnoot13). |
18. Dormitaverunt pastores tui, rex Assur: sepelientur principes tui: latitavit populus tuus in montibus, et non est qui congreget. | 18. Ingeslapen zijn uwe herdersGa naar voetnoot14), koning van Assur; begraven zullen worden uwe vorsten; uw volk houdt zich schuil op de bergen, en niemand is er, die het verzamelt. |
19. Non est obscura contritio tua, pessima est plaga tua: omnes qui audierunt auditionem tuam, compresserunt manum super te: quia super quem non transiit malitia tua semper? | 19. Niet bedekt is uwe verpletteringGa naar voetnoot15), allerergst is uw slag. Allen, die de mare over u hoorden, wreven in de handen over u; want over wien ging niet uwe boosheid te allen tijdeGa naar voetnoot16)? |
- voetnoot1)
- Dit wee tegen het trouwelooze, gewelddadige en roofzuchtige Ninive wordt in v. 2, 3 verklaard.
- voetnoot2)
- De profeet ziet en hoort de krijgsbenden, die in Ninive dood en verwoesting aanbrengen. De overwinnaars struikelen over de stapels van lijken.
- voetnoot3)
- Eene andere reden van het wraakgericht over Ninive is zijne met ontucht verbonden afgoderij. Daarom heet die stad v. 4 eene verleidende boeleerster en tooveres; met de tooverkunsten harer in den dienst van Assur en andere goden gepleegde ontucht verkocht, d.i. verleidde en verdierf zij de volkeren. Bijgevolg wordt in v. 5, 6 de onteerende straf eener ontuchtige over haar uitgesproken. Bedoeld wordt door deze beeldspraak de verwoesting van Ninive, welke een waarschuwend voorbeeld is voor steden en rijken.
- voetnoot4)
- Uit het lot, dat de sterkste stad van Egypte onlangs had getroffen, toont de profeet dat Ninive vergeefs betrouwt op de sterkte zijner vestingwerken. Alexandrië, der volkeren stad, d.i. het door vele volken bewoonde Alexandrië; Hebr.: ‘No Ammon’, dat volgens de Assyrische oorkonden de heilige naam is der hoofdstad van Opper-Egypte, het beroemde Thebe der Grieken. Het lag aan de stroomen, d.i. aan de beide oevers van den Nijl, hier en elders (Is. XVIII 2; XIX 5) zee genaamd, en was omgeven door kanalen. Het wordt hier voorgesteld als eene moeder, zie v. 10.
- voetnoot5)
- Er is geen einde aan het onmetelijke Egypte. Genoemde volken waren aan Thebe onderworpen en dienden in zijn leger. Met Africa en de Lybiërs zijn volksstammen ten oosten en ten westen van Egypte bedoeld.
- voetnoot6)
- De groote Assyrische koning Assurbanipal verhaalt in zijne nog bewaarde oorkonden de verovering van Thebe, welk feit toen nog versch in het geheugen lag.
- voetnoot7)
- Ninive zal dronken worden van den wijn van Gods toorn. Vgl. Jer. XXV 15.
- voetnoot8)
- De vestingwerken van Ninive zullen aan den vijand niet meer weerstand bieden, dan rijpe vijgen, die bij het minste schudden afvallen.
- voetnoot9)
- Uw krijgsvolk is vreesachtig en zwak als vrouwen. De poorten van uw land zijn de door grendelen, d.i. door vestingwerken verdedigde toegangen tot Assyrië.
- voetnoot10)
- Spottend wekt Nahum de Ninivieten op, zich tot tegenweer uit te rusten en hunne vestingwerken te herstellen. De Assyriërs gebruikten, blijkens de puinen hunner gedenkteekenen, meestal in de zon gedroogden, soms ook in den oven gebakken steen.
- voetnoot11)
- Dáár zal het vuur, dat als het ware uit den ticheloven naar buiten zal slaan, u verteren. In de overblijfselen van Ninive zijn nog sporen voorhanden van een geweldigen brand, waardoor zelfs metalen waren gesmolten. Het vijandelijk zwaard zal u verslinden, gelijk de kever het jeugdige groen verslindt. De kevers (bruchus) zijn hier, evenals Joël I 4, een soort van sprinkhanen.
- voetnoot12)
- Onder hetzelfde beeld van den kever of sprinkhaan teekent de profeet in de tweede helft van v. 15 en in v. 16 de talrijke kooplieden, die uit alle oorden naar Ninive samenvloeiden. Uwe koopmanschappen, Hebr.: ‘uwe kooplieden’. Die zwerm van kooplieden zal even spoedig Ninive ontvlieden en zijn handel doen stilstaan, als de ontpopte sprinkhanen hunne vleugelen ontplooien en wegvliegen. Niet een enkele kever is bedoeld, maar een gansch broed dier insecten; kever en sprinkhaan zijn in v. 15 en 16 verzamelwoorden.
- voetnoot13)
- Thans vergelijkt Nahum het leger der Ninivieten, zijne wachters en minderen, d.i. de aanvoerders van hoogeren en lageren rang, met sprinkhanen, die zich van koude verstijfd op de heiningen der tuinen legeren; een passend beeld der radelooze en van schrik werkelooze bevelhebbers. Plotseling zullen zij vergaan, zullen zij als de sprinkhanen spoorloos verdwijnen.
- voetnoot14)
- De herders of aanvoerders slapen den slaap des doods.
- voetnoot15)
- Hebr.: ‘Geen heeling is er voor uwe wonde’.
- voetnoot16)
- Ninive werd verwoest door de Meden en Babyloniërs, zoodat zelfs de plaats, waar het eenmaal bloeide, kort daarna geheel onbekend was. Eerst in den laatsten tijd werden aldaar belangrijke opgravingen gedaan, welke van zijne vroegere grootheid getuigen.