De profetie van Abdias.
Inleiding.
Abdias, in den grondtekst Obadja, d.i. dienaar van Jehova, is de schrijver dezer korte godspraak tegen Edom. Aanleiding tot zijne profetie was het onrecht door Edom bedreven tegen het broedervolk van Juda bij eene belegering van Jerusalem. Volgens sommigen bedoelt de profeet de belegering van Jerusalem door de Chaldeërs in 587 v.Chr.; de profetie zou dan in den loop der vijfde of vierde eeuw, na den terugkeer der Joodsche ballingen, zijn geschreven. Hiertegen echter pleit, dat er in de profetie geen sprake is van de verwoesting van stad en tempel, van de gevankelijke wegvoering naar Babylon, welke rampen bij de inneming van Jerusalem door de Chaldeërs het zwaarst wogen en als zoodanig in de Klaagliederen van Jeremias en in de profetie van Ezechiël op den voorgrond treden; wat meer is, Abdias schijnt te onderstellen (17, 19, 20), dat de bevolking van Juda het land is blijven bewonen. Onder de vroegere belegeringen van Jerusalem, van welke de heilige geschiedboeken gewagen (III Reg. XIV 25, 26; II Par. XXI 16, 17; IV Reg. XIV 13, 14), kan alleen in aanmerking komen de belegering onder koning Joram door de vereenigde Arabieren en Philistijnen in het midden der negende eeuw. De Edomieten worden wel niet onder de belegeraars genoemd, maar omdat zij kort te voren het juk van Juda