De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 40]
| |||||||||||||||
Caput XII.
|
1. Ephraim pascit ventum, et sequitur aestum: tota die mendacium, et vastitatem multiplicat: et foedus cum Assyriis iniit, et oleum in AEgyptum ferebat. | 1. Ephraïm weidt wind en jaagt naar den brandenden windGa naar voetnoot1): den ganschen dag vermeerdert het leugen en verwoestingGa naar voetnoot2); en een verbond sluit het met de Assyriërs, en olie brengt het naar Egypte. |
2. Judicium ergo Domini cum Juda, et visitatio super Jacob: juxta vias ejus, et juxta adinventiones ejus reddet ei. | 2. Een rechtsgeding dus heeft de Heer met Juda en eene bezoeking zal zijn over JacobGa naar voetnoot3)! naar zijne wegen en naar zijne uitvindselsGa naar voetnoot4) zal Hij het vergelden. |
3. In utero supplantavit fratrem suum: et in fortitudine sua directus est cum Angelo. Gen. XXV 25 et XXXII 24. | 3. In den moederschoot hield hij zijnen broeder bij de verzenenGa naar voetnoot5); en in zijn sterkte was hij voorspoedig met den engelGa naar voetnoot6). |
4. Et invaluit ad Angelum, et confortatus est: flevit, et rogavit eum: in Bethel invenit eum, et ibi locutus est nobiscum. | 4. En hij had de overhand over den engel, en hij werd gesterktGa naar voetnoot7); hij weende, en hij smeekte HemGa naar voetnoot8). Te Bethel vond hij Hem, en daar sprak Hij met onsGa naar voetnoot9). |
5. Et Dominus Deus exercituum, Dominus memoriale ejus. | 5. En Hij is de Heer, de God der heerscharen, Heer is zijn gedenknaamGa naar voetnoot10)! |
6. Et tu ad Deum tuum conver- | 6. En gij, bekeer u tot uwen God, |
[pagina 41]
teris; misericordiam et judicium custodi, et spera in Deo tuo semper. | bewaar barmhartigheidGa naar voetnoot11) en recht, en hoop bestendig op uwen God. |
7. Chanaan, in manu ejus statera dolosa, calumniam dilexit. | 7. ChanaänGa naar voetnoot12)! in zijne hand was een bedriegelijke weegschaal, geweld plegen was zijn lust! |
8. Et dixit Ephraim: Verumtamen dives effectus sum, inveni idolum mihi: omnes labores mei non invenient mihi iniquitatem, quam peccavi. | 8. En Ephraïm sprak: Evenwel ben ik rijk geworden, ik vond mij eenen afgodGa naar voetnoot13); men zal in al mijnen arbeidGa naar voetnoot14) geene ongerechtigheid vinden tegen mij, waardoor ik misdreef. |
9. Et ego Dominus Deus tuus ex terra AEgypti, adhuc sedere te faciam in tabernaculis, sicut in diebus festivitatis. | 9. En Ik ben de Heer, uw God, van Egypteland af; nogmaals zal Ik u in tenten doen wonen als op de feestdagenGa naar voetnoot15). |
10. Et locutus sum super prophetas, et ego visionem multiplicavi, et in manu prophetarum assimilatus sum. | 10. En Ik sprak tot de profeten, en Ik vermenigvuldigde het gezicht, en door de bediening der profeten werd Ik in gelijkenissen voorgesteldGa naar voetnoot16). |
11. Si Galaad idolum, ergo frustra erant in Galgal bobus immolantes: nam et altaria eorum quasi acervi super sulcos agri. | 11. Was in Galaäd een afgod, vergeefs dus zijn ze te Galgal bezig te offeren aan ossen; want ook hunne altaren zijn als steenhoopen tusschen de voren des akkersGa naar voetnoot17). |
12. Fugit Jacob in regionem Syriae, et servivit Israel in uxorem, et in | 12. Gevlucht is Jacob naar het land van SyriëGa naar voetnoot18), en gediend heeft Israël |
[pagina 42]
uxorem servavit. Gen. XXVIII 2, 5. | om eene vrouw, en om eene vrouw was hij veehoeder. |
13. In propheta autem eduxit Dominus Israel de AEgypto: et in propheta servatus est. Exod. XIV 21, 22. | 13. Maar door eenen profeet heeft de Heer Israël heengevoerd uit Egypte, en door eenen profeet werd het gehoedGa naar voetnoot19). |
14. Ad iracundiam me provocavit Ephraim in amaritudinibus suis, et sanguis ejus super eum veniet, et opprobrium ejus restituet ei Dominus suus. | 14. Tot toorn heeft Ephraïm Mij uitgetart door zijne bitterhedenGa naar voetnoot20), en zijn bloed zal over hem komenGa naar voetnoot21), en zijnen smaadGa naar voetnoot22) zal zijn Heer aan hem vergelden. |
- voetnoot1)
- Ephraïm of Israël weidt d.i. voedt zich met wind, met iets ijdels, dat als de brandende wind, d.i. als de in Syrië en Palestina gevreesde Simoun de oorzaak is van zijn verderf. De profeet bedoelt de afgoderij en de verbonden met heidensche vorsten.
- voetnoot2)
- De vermeerdering der leugen, der afgodische heiligdommen, zal hunne schuld en dus de straf, de aanstaande verwoesting vergrooten.
- voetnoot3)
- Juda, de deelgenoot van Ephraïm in de zonde, zal voor Gods rechterstoel verschijnen. Geheel het nageslacht van Jacob zal zijne verdiende straf ontvangen.
- voetnoot4)
- Hebr.: ‘daden’. Tot hunne beschaming houdt hun de profeet (v. 3, v.) het voorbeeld voor oogen van hunnen stamvader Jacob, die aan zijne uitverkiezing door werken van deugd beantwoordde.
- voetnoot5)
- Gen. XXV 25. Het was eene voorbeduiding zijner uitverkiezing tot stamvader van Israël.
- voetnoot6)
- Volgens den grondtekst: ‘en in zijne (mannelijke) kracht worstelde hij met God’. Gen. XXXII 24, v.
- voetnoot7)
- Hebr.: ‘en hij worstelde met den engel, en hij had de overhand’.
- voetnoot8)
- Hij weende en smeekte om den zegen van God en verkreeg dien door zijn volhardend gebed.
- voetnoot9)
- Gen. XXVIII 12-19 en XXXV 7-12. Daar Gods beloften aan Jacob ook zijne onwaardige nakomelingen betroffen, zegt de profeet: met ons.
- voetnoot10)
- Hij, die aan Jacob de heilrijke beloften deed, is de Heer, de almachtige God der aardsche en hemelsche legerscharen, die zijnen naam (Jehova, de Heer) gaf als onderpand zijner beloften. Vgl. Exod. III 15.
- voetnoot11)
- Hebr.: ‘deugd’ of liefde tot God.
- voetnoot12)
- Het heilige nakroost van Israël was als Chanaän geworden door zijne bedorven zeden.
- voetnoot13)
- Hebr.: ‘ik heb mij welstand verworven’. Zoo antwoordt Israël onbeschaamd op het verwijt van v. 7.
- voetnoot14)
- d.i. In alles, wat ik door mijnen arbeid mij verworven heb.
- voetnoot15)
- Tegenover die verdorvenheid van Israël stelt de profeet de barmhartigheid Gods, die om zijne belofte het nakroost van Jacob niet wil verdelgen. Gelijk het de eerste verlossing uit Egypte herdacht door het feest der tenten of loofhutten, zoo zal het zijne tweede verlossing door blijde feestdagen vieren.
- voetnoot16)
- Nog andere weldaden van Gods goedheid na de verlossing uit Egypte. Hij openbaarde aan Israël zijnen wil door de bediening der profeten, tot wie God sprak in menigvuldige gezichten, en die Gods wil verklaarden in gelijkenissen, om door het volk begrepen te worden. Hebr.: ‘en Ik sprak in gelijkenissen door de profeten’.
- voetnoot17)
- De afgodstempel in Galaäd over den Jordaan was waarschijnlijk onlangs verwoest door Teglathphalasar (IV. Reg. XV 29); eenzelfde lot zal ook Galgal treffen om de vereering van het gouden kalf, dat met verachting ossen genoemd wordt. Die straf hebben zij verdiend, want overal richtten zij altaren op, die om hunne talrijkheid spottend vergeleken worden met steenhopen, welke uit de rotsachtige velden van Palestina verzameld en in de voren des akkers geworpen werden. Hebr.: ‘Is Gilead goddeloosheid, het zal enkel ijdelheid worden’, d.i. geheel en al tot niets worden en vergaan. ‘Slachten zij te Gilgal stieren, hunne altaren zullen als steenhopen liggen op de voren des akkers’, d.i. gesloopt en te gelijk met hun land verwoest worden. Tegenover die goddeloosheid van Israël stelt nu de profeet weder het voorbeeld van Jacob.
- voetnoot18)
- Hebr.: ‘Padan Aram’ ook Mesopotamië genaamd. Vgl. Gen. XXVIII 2, 5 en de geschiedenis van Jacob XXIX 18, v.
- voetnoot19)
- Hoe veel meer liefdebewijzen heeft het volk van Israël van God ontvangen, dan zijn stamvader Jacob of Israël! En toch was het volk van Israël ontrouw, terwijl Jacob ondanks harde beproevingen getrouw bleef. Jacob moest vluchten naar den vreemde, Israël werd door God uit Egypte heengevoerd naar het beloofde land; Jacob moest het vee hoeden, Israël werd gehoed door eenen profeet, Moses.
- voetnoot20)
- d.i. Door zware zonden, waardoor God wordt verbitterd.
- voetnoot21)
- d.i. Het door Ephraïm onschuldig vergoten bloed en het onrecht door hem gepleegd zal naar verdiensten gestraft worden.
- voetnoot22)
- De smaad, waarmede Israël zijnen weldoener versmaadde.