De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput X.
|
1. Vitis frondosa Israël, fructus adaequatus est ei: secundum multitudinem fructus sui multiplicavit altaria, juxta ubertatem terrae suae exuberavit simulacris. | 1. Een wijnstok vol ranken is Israël, even rijk is zijne vrucht. Naar de menigte zijner vrucht vermeerderde het de altaren, naar de vruchtbaarheid van zijn land werd het overvruchtbaar in afgodsbeeldenGa naar voetnoot1). |
2. Divisum est cor eorum, nunc interibunt: ipse confringet simulacra eorum, depopulabitur aras eorum. | 2. Verdeeld is hun nartGa naar voetnoot2); nu zullen zij omkomen. Zelf zal Hij hunne beelden verbrijzelen, sloopen zal Hij hunne altaren. |
3. Quia nunc dicent: Non est rex nobis: non enim timemus Dominum: et rex quid faciet nobis? | 3. Want dan zullen zij zeggen: Wij hebben geenen koning; wij immers vreezen den Heer niet, en de koning wat zal hij voor ons doenGa naar voetnoot3)? |
4. Loquimini verba visionis inutilis, et ferietis foedus: et germinabit | 4. Gij spreekt woorden van een nietswaardig droomgezicht, en gij |
[pagina 35]
quasi amaritudo judicium super sulcos agri. | sluit een verbondGa naar voetnoot4); en het gericht zal als onkruid opschieten op de voren des akkersGa naar voetnoot5). |
5. Vaccas Bethaven coluerunt habitatores Samariae: quia luxit super eum populus ejus, et aeditui ejus super eum exultaverunt in gloria ejus, quia migravit ab eo. | 5. De inwoners van Samaria aanbidden de koeien van Bethaven; want zijn volk treurt over hem, gelijk zijne priesters over hem in zijne heerlijkheid jubelden, omdat deze van hem gewekenGa naar voetnoot6) is. |
6. Siquidem et ipse in Assur delatus est, munus regi ultori: confusio Ephraim capiet, et confundetur Israel in voluntate sua. | 6. Want ook hijGa naar voetnoot7) wordt naar Assur gevoerd, een geschenk voor den koning, den wreker. Schaamte zal Ephraïm bevangen en te schande zal Israël worden om zijn (boozen) wil. |
7. Transire fecit Samaria regem suum quasi spumam super faciem aquae. | 7. Samaria laat zijnen koning heengaan als schuim op de oppervlakte van het waterGa naar voetnoot8). |
8. Et disperdentur excelsa idoli, peccatum Israel: lappa, et tribulus ascendet super aras eorum: et dicent montibus: Operite nos; et collibus: Cadite super nos. Is. II 19; Luc. XXIII 30; Apoc. VI 16. | 8. En gesloopt zullen worden de hoogten des afgods, de zonde van IsraëlGa naar voetnoot9). Kliskruid en distel zal opschieten over hunne altaren. En zij zullen zeggen tot de bergen: Bedekt ons! en tot de heuvelen: Valt op onsGa naar voetnoot10)! |
9. Ex diebus Gabaa, peccavit Israel, ibi steterunt: non comprehendet eos in Gabaa proelium super filios iniquitatis. Judic. XIX 14, 25; Supra IX 9. | 9. Sinds de dagen van Gabaä heeft Israël gezondigd, daarin zijn zij staande gebleven; niet treffen zal hen een krijg, als die te Gabaä over de kinderen der ongerechtigheidGa naar voetnoot11). |
10. Juxta desiderium meum cor- | 10. Naar mijnen lust zal Ik hen |
[pagina 36]
ripiam eos: congregabuntur super eos populi, cum corripientur propter duas iniquitates suas. | tuchtigenGa naar voetnoot12): verzameld worden tegen hen volken, wanneer zij getuchtigd zullen worden om hunne twee wandaden. |
11. Ephraim vitula docta diligere trituram, et ego transivi super pulchritudinem colli ejus: ascendam super Ephraim, arabit Judas, confringet sibi sulcos Jacob. | 11. Ephraïm is eene vaars, gewend om met lust te dorschen.Ga naar voetnoot13) En Ik zal schrijden over zijn glanzenden nek; bestijgen zal Ik Ephraïm, ploegen zal Juda, zich de voren breken zal JacobGa naar voetnoot14). |
12. Seminate vobis in justitia, et metite in ore misericordiae, innovate vobis novale: tempus autem requirendi Dominum, cum venerit qui docebit vos justitiam. Jer. IV 3. | 12. Zaait voor u in gerechtigheid, en oogst volgens de mate der barmhartigheid, ontgint u een nieuwen akker; het is toch tijd den Heer te zoeken, wanneer Hij komt, die u de gerechtigheid zal onderwijzenGa naar voetnoot15). |
13. Arastis impietatem, iniquitatem messuistis, comedistis frugem mendacii: quia confisus es in viis tuis, in multitudine fortium tuorum. | 13. Geploegd hebt gij goddeloosheid, ongerechtigheid hebt gij geoogst, gegeten hebt gij van de vrucht der leugen; want gij hebt vertrouwd op uwe wegen, op de menigte uwer sterkenGa naar voetnoot16). |
14. Consurget tumultus in populo | 14. Opstijgen zal het krijgsgetier |
[pagina 37]
tuo: et omnes munitiones tuae vastabuntur, sicut vastatus est Salmana a domo ejus qui judicavit Baal in die proelii, matre super filios allisa. Judic VIII 12. | onder uw volk, en al uwe vestingen zullen verwoest worden, gelijk SalmanaGa naar voetnoot17) verdelgd is door het huis van hemGa naar voetnoot18), die Baäl gericht heeft op den dag des krijgs, toen de moeder op hare kinderen werd verpletterdGa naar voetnoot19). |
15. Sic fecit vobis Bethel, a facie malitiae nequitiarum vestrarum. | 15. Aldus doet Hij u, Bethel, wegens de boosheid uwer wandadenGa naar voetnoot20). |
- voetnoot1)
- Israël, des Heeren wijnstok, is met aardsche goederen rijk door God gezegend, maar het maakt misbruik van dien voorspoed door overal altaren op te richten.
- voetnoot2)
- Tusschen Jehova en de afgoden, of liever tusschen de vele afgoden.
- voetnoot3)
- De zin is: Wanneer de Heer zelf door de dienaren zijner wraak te gelijk met hun land hunne beelden en hunne altaren zal verwoesten (v. 2), dan zullen zij zeggen: Wij hebben geen waren koning, die ons kan redden; ‘immers wij hebben Jehova niet gevreesd’ (Hebr.), d.i. niet geëerd en gediend, en de koning door ons verkozen, d.i. de afgod in plaats van Jehova door ons geëerd en de vorst in plaats van dien uit David's huis door ons gehuldigd, wat zal hij voor ons doen? Niets, hulpeloos is hij, gelijk wij.
- voetnoot4)
- Gij, gewaande profeten, spreekt woorden welke niets anders zijn dan een nietswaardig droomgezicht, ijdel bedrog, waarmede gij echter het volk verleidt om een verbond te sluiten met heidensche vorsten. Hebr.: ‘zij spreken groote woorden, doen valsche eeden en sluiten verbonden’.
- voetnoot5)
- Het goddelijk wraakgericht zal hen met rampen overladen, gelijk het onkruid welig opschiet en de voren des akkers overdekt.
- voetnoot6)
- Hebr.: ‘om den kalveren-dienst van Bethaven (zie IV noot 20) zullen Samaria's inwoners vol angst zijn’. Het gouden kalf van Bethel noemt de profeet met verontwaardiging kalveren of koeien. Die afgod zal nun ontroofd worden door de Assyriërs. ‘Voorzeker’, zoo gaat de grondtekst voort, ‘zijn volk is in rouw over hem, en ook zijne priesters schreien over hem, wegens zijne heerlijkheid omdat deze van hem (van den afgod) heengegaan is’.
- voetnoot7)
- De afgod. Zie V noot 15.
- voetnoot8)
- Zijnen koning, het gouden kalf, ziet het machtelooze Israël, vertegenwoordigd door zijne hoofdstad Samaria, voor altijd verdwijnen. Zie VII noot 1.
- voetnoot9)
- De hoogten of heuvelen (bamôth), waarop de altaren der afgoden gebouwd waren, zijn de oorzaak van Israël's zonde of afval. Zie IX noot 10.
- voetnoot10)
- Uitdrukking van angst voor de naderende rampen.
- voetnoot11)
- Vgl. IX noot 14. Zwaarder zullen de Israëlieten gestraft worden dan die van Gabaä en dan geheel Benjamin. Vgl. Judic. XX 47, XXI. Want toen werden nog eenige honderden gespaard, uit welke de stam van Benjamin hersteld werd. Maar het rijk van Israël zal geheel en al voor immer vernietigd worden.
- voetnoot12)
- Gods getergde wraak vindt als 't ware hare voldoening in de toepassing der straf. De twee aanstonds genoemde wandaden zijn afgoderij en onkuischheid.
- voetnoot13)
- Ephraïm wordt vergeleken bij een verwende vaars, die niets liever doet dan dorschen; want dan droeg zij het juk niet en kon zij onder den arbeid van het graan eten. Zoo ook wil Israël liever het juk des Heeren niet dragen en toch de zegeningen der wet genieten. Daarom zal God Ephraïm en ook Juda als een lastdier het juk der ballingschap opleggen.
- voetnoot14)
- God zal het juk doen schrijden over den glanzenden nek van Ephraïm, d.i. het nu nog voorspoedige rijk dwingen het juk der Assyrische overheersching te dragen, zoo zal de Heer Ephraïm als een lastdier bestijgen. Maar ook Juda zal ploegen, zwaren arbeid moeten verrichten; aldus zal geheel de nakomelingschap van Jacob tot dienstbaarheid zijn veroordeeld en de voren breken of eggen. Door ploegen en eggen verstaat hier de profeet de straf der ballingschap. Zij wordt aldus genoemd, omdat gelijk ploegen en eggen geschiedt om wille van den oogst, zoo ook de ballingschap voor het volk Gods de voorbereiding zal zijn tot eene betere toekomst.
- voetnoot15)
- Eene vermaning tot verbetering des levens. De zin is: zaait, d.i. doet werken van gerechtigheid, om volgens de mate der barmhartigheid. (Hebr.: ‘der liefde’ zie VI noot 7) te oogsten, belooning te ontvangen. Ontgint u een nieuwen akker, d.i. een hart van vroegere zonden gezuiverd en bereid tot den dienst van God. Zonder uitstellen moeten zij hun leven verbeteren, want zoo bereiden zij zich tot de komst des Heeren, die u de gerechtigheid zal onderwijzen, m.a.w. tot de komst van den Messias, die door de profeten wordt aangekondigd als de leeraar der gerechtigheid (vgl. Is. XI 3, 4, 9; Matth. IV 2).
- voetnoot16)
- m.a.w. Tot nog toe hebt gij goddeloosheid geploegd. d.i. den weg der zonde met moeite en inspanning bewandeld en daardoor den staat der ongerechtigheid geoogst. De vele rampen, die hen reeds hadden getroffen, waren de vrucht der leugen, d.i. der afgoderij (zie IV 2, VII 3), welke de weg was, door hen verkozen (uwe wegen). Op die afgoden en op de sterkte van hun leger (uwe sterken), niet op Jehova, hadden zij hun vertrouwen gesteld. Daarom volgt wederom de bedreiging der goddelijke wraak.
- voetnoot17)
- De koning der Madianieten (Judic. VIII 5, v.v.).
- voetnoot18)
- Van Gedeon of Jerobaäl (Judic. VI 32).
- voetnoot19)
- Volgens het Hebr.: ‘gelijk Schalman Beth-Arbel verwoestte op den dag des krijgs, toen de moeder op hare kinderen werd verpletterd’. Schalman is waarschijnlijk de Moabietische koning Salamanu van wien het Assyrische spijkerschrift gewaagt. Het feit, waarop wordt gezinspeeld, is verder onbekend; het zal niet lang te voren gebeurd en om zijne gruwzaamheid alom bekend geweest zijn.
- voetnoot20)
- Om den kalveren-dienst te Bethel zal God hen met eenzelfde wraakgericht treffen.