Caput III.
Hoofdstuk III.
Tweede huwelijk van den profeet. De straf der overspelige vrouw is eene voorafbeelding der ballingschap, waardoor Israël tot God zal wederkeeren (v. 1-5).
1. Et dixit Dominus ad me: Adhuc vade, et dilige mulierem dilectam amico et adulteram: sicut diligit Dominus filios Israel, et ipsi respiciunt ad deos alienos, et diligunt vinacia uvarum. |
1. En de Heer zeide tot mij: Ga nogmaals en heb eene vrouw lief, door eenen minnaar geliefd en overspeligGa naar voetnoot1), gelijkGa naar voetnoot2) de Heer de kinderen van Israël liefheeft en zij omzien naar vreemde goden en houden van druivenmoerGa naar voetnoot3). |
2. Et fodi eam mihi quindecim argenteis, et coro hordei, et dimidio coro hordei. |
2. En ik bedong mij haar voor vijftien zilverlingen en ééne corusmaat gerst en eene halve corus-maat gerstGa naar voetnoot4). |
3. Et dixi ad eam: Dies multos exspectabis me: non fornicaberis, et non eris viro: sed et ego exspectabo te. |
3. En ik zeide tot haarGa naar voetnoot5): Vele dagen zult gij op mij wachten, gij zult niet hoereeren en niet bij eenen man zijn, maar ook ik zal op u wachtenGa naar voetnoot6). |
4. Quia dies multos sedebunt filii Israel sine rege, et sine principe, et sine sacrificio, et sine altari, et sine ephod, et sine theraphim. |
4. Want vele dagen zullen de kinderen van Israël blijven zonder koning en zonder vorst en zonder offer en zonder altaar en zonder ephod en zonder theraphimGa naar voetnoot7). |
| |
5. Et post haec revertentur filii Israel, et quaerent Dominum Deum suum, et David regem suum: et pavebunt ad Dominum, et ad bonum ejus in novissimo dierum. Ezech. XXXIV 23. |
5. En daarna zullen de kinderen van Israël terugkeeren en zij zullen zoekenGa naar voetnoot8) den Heer, hunnen God, en David, hunnen koningGa naar voetnoot9), en met vreezeGa naar voetnoot10) zullen zij komen naar den Heer en naar zijn goedGa naar voetnoot11), op het einde der dagenGa naar voetnoot12). |
|
-
voetnoot1)
- Hebr.: ‘die eenen minnaar lief heeft en overspelig is’. Zoo noemt God die vrouw om haar toekomstig gedrag; Hij zegt den profeet te voren, dat zij na haar huwelijk met hem door overspel zal zondigen.
-
voetnoot2)
- God verklaart den profeet de beteekenis van dat gebod. De zin is: heb eene vrouw lief en huw met haar, gelijk de Heer Israël lief heeft en door het verbond van Sinaï tot zijne bruid heeft aangenomen; maar gelijk die vrouw aan uwe liefde zal beantwoorden door eenen minnaar lief te hebben en met hem overspel te bedrijven, zoo beantwoordt Israël aan Gods liefde door vreemde goden te vereeren.
-
voetnoot3)
- Hebr.: ‘van rozijnenkoeken,’ welke aan de afgoden gewijd en bij de offermaaltijden gegeten werden. De deelneming hieraan was afgoderij.
-
voetnoot4)
- Volgens oud gebruik (Gen. XXXIV 12) bedong of kocht de profeet die vrouw.
-
voetnoot5)
- Het door deze vrouw bedreven overspel wordt ondersteld door de volgende straf, welke de profeet haar oplegt.
-
voetnoot6)
- Hebr.: ‘Vele dagen zult gij, om wille van mij, eenzaam zitten..... en ook ik zal aldus voor u zijn,’ d.i. van u verwijderd blijven.
-
voetnoot7)
- Op dezelfde wijze zal het ontrouwe Israël door God gestraft worden. Het rijk zal vernietigd worden (zonder koning en zonder vorst), de heilige eeredienst zal zijn opgeheven: zonder offer en zonder altaar en zonder ephod. Dit laatste is het hoogepriesterlijk gewaad, waartoe het borstschild (Vulg. Rationale) behoorde, waarin zich de urim en thummim bevonden ter raadpleging van God; ook dit verheven voorrecht des hoogepriesters zal dus ophouden. Maar dan zal eveneens de afgoderij uit Israël verdwijnen, want zij zullen zijn zonder theraphim, d.i. niet meer hunne huisgoden raadplegen.
-
voetnoot8)
- d.i. dienen en van ganscher harte aanhangen.
-
voetnoot9)
-
David is hier de benaming van den Messias, aan David uit zijn zaad beloofd (II Reg. VII 12, v.).
-
voetnoot10)
- Met kinderlijke vreeze en heiligen eerbied.
-
voetnoot11)
- d.i. verlangen naar de zegeningen van den Messias. Zie II 19-24.
-
voetnoot12)
- Het einde der dagen is de gewone benaming van het tijdvak van den Messias, dat door geen ander gevolgd wordt en de vervulling is van de beloften des Ouden Verbonds.
|