Inhoud en verdeeling. Osee bestraft de afgoderij en de zedeloosheid van zijn volk, vooral van de priesters en de valsche profeten. Hij voorspelt hun allerlei rampen en de wegvoering naar een vreemd land. Hij troost het betere deel van Israël door de belofte der herstelling in het vaderland, waar zij met God verzoend, zich zullen voorbereiden tot het heil van den Messias.
De profetie bestaat uit drie doelen. Eerst verhaalt de profeet, dat God hem beveelt te huwen met eene ontuchtige, later met eene overspelige vrouw; hij verklaart de beteekenis van die zinnebeeldige handelingen, welke de betrekking tusschen God en Israël uitdrukken (I-III). Dan bestraft hij de zedeloosheid en voorspelt hij de aanstaande straffen (IV-IX 9). Deze bedreiging herhaalt hij in het derde deel (IX 10 - XIV), waar hij meer uitdrukkelijk leert, dat de kastijding de weg is tot eene betere toekomst.
Het geschrift van Osee is een der duisterste van de profetische boeken. Redenen hiervan zijn vooral de korte en afgebroken stijl, de vele beelden, de herhaalde zinspelingen op thans onbekende tijdsomstandigheden, de plotselinge overgangen op andere onderwerpen.
De schrijver van het boek is Osee. Dit leert de onafgebroken overlevering, die bevestigd wordt door het opschrift (I 1) en door den ganschen inhoud; enkele zinspelingen op gebeurtenissen van dien tijd toonen genoegzaam, dat het boek een overzicht behelst van Osee's langdurige prediking, door hem zelven opgeteekend.
Het goddelijk en canoniek gezag der profetie werd erkend in den Canon der Joden en door de Grieksche vertaling der Zeventigen. De veelvuldige aanhalingen in het Nieuw Testament (Matth. II 5; IX 13; Luc. XXIII 30; Rom. IX 24, v.; I Cor. XV 54; II Petr. II 10) bewijzen, dat de profetie van Osee ten tijde van Christus en de Apostelen als een door God ingegeven geschrift vereerd werd.