De heilige boeken van het oude verbond. Deel 6. De profetie van Isaias. De profetie van Jeremias. De profetie van Ezechiël. De profetie van Daniël
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XLVI.
|
1. Haec dicit Dominus Deus: Porta atrii interioris, quae respicit ad orientem, erit clausa sex diebus, in quibus opus fit: die autem Sabbati aperietur, sed et in die Calendarum aperietur. | 1. Dit zegt de Heere God: De poort van het binnenste voorhof, welke oostwaarts ziet, zal op de zes werkdagen gesloten zijn; maar op den sabbatdag zal zij geopend worden, doch ook op den nieuwemaan-dag zal zij geopend wordenGa naar voetnoot1). |
2. Et intrabit princeps per viam vestibuli portae deforis, et stabit in limine portae: et facient sacerdotes holocaustum ejus, et pacifica ejus: et adorabit super limen portae, et egredietur: porta autem non claudetur usque ad vesperam. | 2. En de vorst zal ingaan langs den weg van het portaal der poort van buiten en blijven staan op den drempel der poort; en de priesters zullen zijn brandoffer en zijne vredeoffers opdragen, en hij zal aanbidden op den drempel der poort en uitgaan; de poort echter zal niet gesloten worden tot den avond toeGa naar voetnoot2). |
3. Et adorabit populus terrae ad ostium portae illius in Sabbatis, et in Calendis coram Domino. | 3. En het volk des lands zal aanbidden aan den ingang dier poortGa naar voetnoot3) op de sabbatten en op de nieuwemaan-dagen, voor het aangezicht des Heeren. |
[pagina 775]
4. Holocaustum autem hoc offeret princeps Domino: in die Sabbati sex agnos immaculatos, et arietem immaculatum. | 4. Dit brandoffer nu zal de vorst den Heer opdragen: op den sabbatdag zes lammeren, zonder smet, en eenen ram, zonder smet. |
5. Et sacrificium ephi per arietem: in agnis autem sacrificium quod dederit manus ejus: et olei hin per singula ephi. | 5. En ten spijsoffer een ephi bij den ram; bij de lammeren echter ten spijsoffer, wat zijne hand geven zalGa naar voetnoot4); en eene hin olie bij elke ephi. |
6. In die autem Calendarum vitulum de armento immaculatum: et sex agni, et arietes immaculati erunt. | 6. En op den nieuwemaan-dag eenen var uit het rundvee, zonder smet, en zes lammeren en rammenGa naar voetnoot5) - zonder smet zullen zij zijn. |
7. Et ephi per vitulum, ephi quoque per arietem faciet sacrificium, de agnis autem, sicut invenerit manus ejus: et olei hin per singula ephi. | 7. En een ephi bij den var, ook een ephi bij den ram zal hij ten spijsoffer opdragen; bij de lammeren echter zooveel zijne hand vinden zalGa naar voetnoot6); en eene hin olie bij elke ephi. |
8. Cumque ingressurus est princeps, per viam vestibuli portae ingrediatur, et per eamdem viam exeat. | 8. En wanneer de vorst ingaat, zal hij ingaan langs den weg van het portaal der poort, en langs denzelfden weg zal hij uitgaanGa naar voetnoot7). |
9. Et cum intrabit populus terrae in conspectu Domini in solemnitatibus: qui ingreditur per portam aquilonis, ut adoret, egrediatur per viam portae meridianae: porro qui ingreditur per viam portae meridianae, egrediatur per viam portae aquilonis: non revertetur per viam portae, per quam ingressus est, sed e regione illius egredietur. | 9. En wanneer het volk des lands voor het aangezicht des Heeren komt op de feestdagen, zal hij, die door de noordpoort ingaat om te aanbidden, uitgaan langs den weg der zuidpoort; hij echter, die ingaat langs den weg der zuidpoort, zal uitgaan langs den weg der noordpoort; hij zal niet terugkeeren langs den weg der poort, waarlangs hij was ingegaan, maar hij zal door de tegenovergelegene uitgaan. |
10. Princeps autem in medio eorum cum ingredientibus ingredietur, et cum egredientibus egredietur. | 10. De vorst nu zal in het midden van hen met de ingaanden ingaan en met de uitgaanden uitgaanGa naar voetnoot8). |
11. Et in nundinis, et in solemnitatibus erit sacrificium ephi per vitulum, et ephi per arietem: agnis autem erit sacrificium sicut invenerit manus ejus: et olei hin per singula ephi. | 11. En op de hoogtijdenGa naar voetnoot9) en op de feesten zal het spijsoffer zijn een ephi bij den var en een ephi bij den ram; bij de lammeren echter zal het spijsoffer zijn zooveel zijne hand vinden zal; en eene hin olie bij elke ephiGa naar voetnoot10). |
[pagina 776]
12. Cum autem fecerit princeps spontaneum holocaustum, aut pacifica voluntaria Domino: aperietur ei porta, quae respicit ad orientem, et faciet holocaustum suum, et pacifica sua, sicut fieri solet in die sabbati: et egredietur, claudeturque porta postquam exierit. | 12. Wanneer echter de vorst een vrijwillig brandoffer of vrijwillige vredeoffersGa naar voetnoot11) opdraagt aan den Heer, zal voor hem de poort, die oostwaarts ziet, geopend worden; en hij zal zijn brandoffer en zijne vredeoffers opdragen, gelijk op den sabbatdag pleegt te geschieden; en hij zal uitgaan, en de poort zal gesloten worden, nadat hij is uitgegaanGa naar voetnoot12). |
13. Et agnum ejusdem anni immaculatum faciet holocaustum quotidie Domino: semper mane faciet illud. | 13. En een lam van hetzelfde jaar, zonder smet, zal men ten brandoffer dagelijks opdragen aan den Heer; elken morgen zal men dit doenGa naar voetnoot13). |
14. Et faciet sacrificium super eo cata mane mane sextam partem ephi, et de oleo tertiam partem hin, ut misceatur similae: sacrificium Domino legitimum, juge atque perpetuum. | 14. En als spijsoffer zal men daarbij opdragen, elken morgen, een zesde deel van een ephi, en aan olie een derde deel van eene hin, om daarmede de tarwebloem te beslaan, ten spijsoffer voor den Heer; eene wet van bestendigen en eeuwigen duurGa naar voetnoot14). |
15. Faciet agnum, et sacrificium, et oleum cata mane mane: holocaustum sempiternum. | 15. Men zal het lam en het spijsoffer en de olie elken morgen opdragen, ten altijddurend brandofferGa naar voetnoot15). |
16. Haec dicit Dominus Deus: Si dederit princeps donum alicui de filiis suis: hereditas ejus, filiorum suorum erit, possidebunt eam hereditarie. | 16. Dit zegt de Heere God: Als de vorst aan een zijner kinderen een geschenk geeft, zal het diens erfgoed zijnGa naar voetnoot16), aan zijne kinderen zal het toebehooren, zij zullen het erfelijk bezitten. |
17. Si autem dederit legatum de hereditate sua uni servorum suorum, erit illius usque ad annum remissionis, et revertetur ad principem: hereditas autem ejus, filiis ejus erit. | 17. Als hij echter van zijn erfgoed eene erfmakingGa naar voetnoot17) geeft aan een zijner dienaren, zal het aan dezen blijven tot aan het jaar der vrijlatingGa naar voetnoot18), dan zal het wederkeeren tot den vorst; zijn erfgoed toch is het, aan zijne kinderen zal het toebehoorenGa naar voetnoot19). |
[pagina 777]
18. Et non accipiet princeps de hereditate populi per violentiam, et de possessione eorum: sed de possessione sua hereditatem dabit filiis suis: ut non dispergatur populus meus unusquisque a possessione sua. | 18. Ook zal de vorst niets met geweld nemen van het erfgoed des volks en van hunne bezitting - maar van zijne bezitting zal hij aan zijne kinderen een erfgoed geven - opdat mijn volk niet verstrooid worde, een iegelijk uit zijne bezittingGa naar voetnoot20). |
19. Et introduxit me per ingressum, qui erat ex latere portae, in gazophylacia sanctuarii ad sacerdotes, quae respiciebant ad aquilonem: et erat ibi locus vergens ad occidentem. | 19. En hij bracht mij door den ingang, die aan de zijde der poort was, binnen de heilige, voor de priesters bestemde cellen, welke noordwaarts zagenGa naar voetnoot21); en aldaar was eene plaats aan den westkantGa naar voetnoot22). |
20. Et dixit ad me: Iste est locus ubi coquent sacerdotes pro peccato, et pro delicto: ubi coquent sacrificium, ut non efferant in atrium exterius, et sanctificetur populus. | 20. En hij zeide tot mij: Dit is de plaats, waar de priesters het zondoffer en het schuldoffer zullen koken, waar zij het spijsoffer zullen bakken, opdat zij het niet uitdragen naar het buitenste voorhof en het volk geheiligd wordeGa naar voetnoot23). |
21. Et eduxit me in atrium exterius, et circumduxit me per quatuor angulos atrii: et ecce atriolum erat in angulo atrii, atriola singula per angulos atrii. | 21. En hij bracht mij uit naar het buitenste voorhof en leidde mij rond naar de vier hoeken van het voorhof; en zie, in den hoek van het voorhof was een kleiner voorhof, aan elken hoek van het voorhof een kleiner voorhofGa naar voetnoot24). |
22. In quatuor angulis atrii atriola disposita, quadraginta cubitorum per longum, et triginta per latum: mensurae unius quatuor erant. | 22. In de vier hoeken van het voorhof waren de kleinere voorhoven ingericht, veertig el in de lengte en dertig in de breedte; zij waren, de vier, van dezelfde afmeting. |
23. Et paries per circuitum ambiens quatuor atriola: et culinae fabricatae erant subter porticus per gyrum. | 23. En een ringmuur omgaf de vier kleinere voorhoven; en er waren kookplaatsen aangebracht onder de galerijen in het rond. |
24. Et dixit ad me: Haec est domus culinarum in qua coquent ministri domus Domini victimas populi. | 24. En hij zeide tot mij: Dit is de plaats der keukens, waarin de dienaren van het huis des Heeren de slachtoffers van het volk zullen kokenGa naar voetnoot25). |
- voetnoot1)
- De oostpoort van het binnenste voorhof. Die van het buitenste voorhof werd nimmer geopend. Zie XLIV 2.
- voetnoot2)
- De vorst mocht in de binnenste oostpoort het opdragen der offers bijwonen, zonder echter het binnenste voorhof te betreden. Hij trad in genoemde poort van buiten, d.i. uit het buitenste voorhof, door den weg van het portaal, dat naar buiten lag (zie Fig. 2 V), bleef staan op den drempel, Hebr.: ‘aan de posten’, der poort en aanbad, op den drempel staande, waarschijnlijk op den tweeden drempel (Fig. 2 T), waar hij zich tegenover het altaar bevond (zie Fig. 5 d).
- voetnoot3)
- In het buitenste voorhof vóór den ingang der geopende oostpoort. Het poortgebouw werd niet betreden.
- voetnoot4)
- Een epha tarwebloem bij den ram; bij de lammeren werd de hoeveelheid aan zijne godsvrucht overgelaten. Vgl. Num. XXVIII 9.
- voetnoot5)
- Hebr.: ‘en eenen ram’. Vgl. Num, XXVIII 11-15.
- voetnoot6)
- Vgl. Num. VI 21.
- voetnoot7)
- Zonder het binnenste voorhof te betreden; zie v. 2. Vgl. XLIV 3.
- voetnoot8)
- De vorst zal in het midden van zijn volk het buitenste voorhof in- en uitgaan. Onder dit opzicht had hij geen voorrecht.
- voetnoot9)
- Naar den grondtekst zijn de drie hoogfeesten bedoeld; vgl. Exod. XXIII 14-17.
- voetnoot10)
- Een algemeene regel, die XLV 24 en XLVI 5, 7 reeds is toegepast.
- voetnoot11)
- Zie hieromtrent Lev. III 1 volg. en VII 11 volg.
- voetnoot12)
- Dit is het verschil met v. 1 en 2, dat buiten den sabbat en den nieuwe-maan-dag de buitenste Oostpoort aanstonds na het offer gesloten werd.
- voetnoot13)
- Men zal, niet de vorst; naar XLV 17 moest hij alleen de kosten der feestoffers dragen. In den grondtekst is het woord gericht tot den profeet: ‘gij zult’; zie XLIII 19. Een lam van hetzelfde jaar is een ‘eenjarig’ lam, gelijk dezelfde uitdrukking van het Hebr. Lev. XII 6 vertaald is. Vgl. voor de dagelijksche offers Exod. XXIX 38-42 en Num. XXVIII 3 volg.
- voetnoot14)
- Vgl. Lev. VI 18.
- voetnoot15)
- Men zal... de Septuag. en de H. Hiëronymus vertalen: ‘gijlieden zult’; Hebr.: ‘zij zullen’, te weten de priesters en het volk. Dit bestendig en eeuwigdurend dagelijksch brand- en spijsoffer is een zinnebeeld van het onbloedige Offer des Nieuwen Verbonds, dat later door Mal. I 11 voorspeld werd.
- voetnoot16)
- Septuag.: ‘Als de vorst aan een zijner kinderen een geschenk geeft uit zijn erfgoed’, te weten uit het hem XLV 7, 8 toegekende land.
- voetnoot17)
- Hebr. en Septuag.: ‘een geschenk’.
- voetnoot18)
- Het jubeljaar van Lev. XXV 10.
- voetnoot19)
- De vorst kan derhalve zijn erfgoed niet voor altijd buiten zijne familie vervreemden.
- voetnoot20)
- Vgl. XLV 8, waarachter deze bepalingen van v. 16-18 beter op hare plaats zouden zijn.
- voetnoot21)
- De engel bracht den profeet door den ingang (zie Fig. 5 s) in het cellengebouw X. Zie XLII 1-14; hierbij behooren de thans volgende voorschriften aangaande de keukens.
- voetnoot22)
- In den westelijken hoek x van het gebouw.
- voetnoot23)
- Dit echter zou geschieden, bijgeval de priesters in de hierna genoemde kookplaatsen van het volk hunne offermaaltijden zouden bereiden. Zie voor het heiligen des volks XLIV 19.
- voetnoot24)
- Zie Fig. 5 K in de vier hoeken.
- voetnoot25)
- Zie voor de heilige maaltijden, uit de slachtoffers voor het volk aangericht, Lev. III noot 1.