De heilige boeken van het oude verbond. Deel 6. De profetie van Isaias. De profetie van Jeremias. De profetie van Ezechiël. De profetie van Daniël
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XLV.
|
1. Cumque coeperitis terram dividere sortito, separate primitias Domino, sanctificatum de terra, longitudine viginti quinque millia, et latitudine decem millia: sanctifica- | 1. En wanneer gij het land begint te verdeelen door het lotGa naar voetnoot1), zondert den Heer eerstelingenGa naar voetnoot2) af, tot een heilig deel des lands, in de lengte vijf en twintig duizend en in de breedte |
[pagina 770]
tum erit in omni termino ejus per circuitum. | tien duizendGa naar voetnoot3); heilig zal het zijn in zijn geheelen omvang rondom. |
2. Et erit ex omni parte sanctificatum quingentos per quingentos, quadrifariam per circuitum: et quinquaginta cubitis in suburbana ejus per gyrum. | 2. En van geheel het deel zal heilig zijn vijfhonderd op vijfhonderd in het vierkant rondom; en vijftig el voor zijne omstreek rondomGa naar voetnoot4). |
3. Et a mensura ista mensurabis longitudinem viginti quinque millium, et latitudinem decem millium, et in ipso erit templum, sanctumque sanctorum. | 3. En van die maatGa naar voetnoot5) zult gij eene lengte van vijf en twintig duizend en eene breedte van tien duizend afmeten, en daarin zal de tempel zijn met het Heilige der heiligen. |
4. Sanctificatum de terra erit sacerdotibus ministris sanctuarii, qui accedunt ad ministerium Domini: et erit eis locus in domos, et in sanctuarium sanctitatis. | 4. Het heilige deel van het land zal voor de priesters zijn, de bedienaren van het heiligdom, die naderen tot den dienst des Heeren; en het zal hun eene plaats zijn voor huizen en tot heilige plek voor het heiligdom. |
5. Viginti quinque autem millia longitudinis, et decem millia latitudinis erunt Levitis, qui ministrant domui: ipsi possidebunt viginti gazophylacia. | 5. En vijf en twintig duizend in de lengte en tien duizend in de breedte zullen voor de levieten zijn, die het dienstwerk van het huis verrichtenGa naar voetnoot6); zij zullen twintig cellenGa naar voetnoot7) bezitten. |
6. Et possessionem civitatis dabitis quinque millia latitudinis, et longitudinis viginti quinque millia secundum separationem sanctuarii, omni domui Israel. | 6. En tot de bezitting der stad zult gij geven vijf duizend in de breedte en vijf en twintig duizend in de lengte naast het afgezonderde heilige deel, voor het geheele huis van IsraëlGa naar voetnoot8). |
[pagina 771]
7. Principi quoque hinc et inde in separationem sanctuarii, et in possessionem civitatis, contra faciem separationis sanctuarii, et contra faciem possessionis urbis: a latere maris usque ad mare, et a latere orientis usque ad orientem: longitudinis autem juxta unamquamque partem a termino occidentali usque ad terminum orientalem. | 7. En voor den vorst zal zijn wat aan deze en gene zijde ligt van het afgezonderde heilige deel en van de bezitting der stad, tegenover het afgezonderde heilige deel en tegenover de bezitting der stad, aan den zeekant tot aan de zee en aan den oostkant tot aan het oosten; en in de lengte evenredig aan elk deel van de westelijke grens tot aan de oostelijke grensGa naar voetnoot9). |
8. De terra erit ei possessio in Israel: et non depopulabuntur ultra principes populum meum: sed terram dabunt domui Israel secundum tribus eorum. | 8. Het zal hem tot grondbezit zijn in Israël; en niet langer zullen de vorsten mijn volk berooven; maar zij zullen het land laten aan het huis van Israël naar hunne stammen. |
9. Haec dicit Dominus Deus: Sufficiat vobis principes Israel: iniquitatem et rapinas intermittite, et judicium et justitiam facite, separate confinia vestra a populo meo, ait Dominus Deus. | 9. Dit zegt de Heere God: Het zij u genoeg, vorsten van Israël! Laat af van geweldenarij en roof, en oefent recht en gerechtigheid! Scheidt uwe grenspalen af van mijn volk, zegt de Heere GodGa naar voetnoot10)! |
10. Statera justa, et ephi justum, et batus justus erit vobis. | 10. Eene rechtvaardige weegschaal en een rechtvaardige ephi en een rechtvaardige bat zult gij hebbenGa naar voetnoot11). |
11. Ephi, et batus aequalia, et unius mensurae erunt: ut capiat decimam partem cori batus, et decimam partem cori ephi: juxta mensuram cori erit aequa libratio eorum. | 11. De ephi en de bat zullen even groot en van ééne maat zijn, zoodat de bat het tiende deel houde van de cor, en de ephi het tiende deel van de cor; naar den inhoud van de cor zal hun juiste inhoud zich richtenGa naar voetnoot12). |
12. Siclus autem vigiliti obolos habet. Porro viginti sicli, et viginti quinque sicli, et quindecim sicli, mnam faciunt. Exod. XXX 13; Lev. XXVII 25; Num. III 47. | 12. De sikkel nu heeft twintig obolen. Voorts bedragen twintig sikkels en vijf en twintig sikkels en vijftien sikkels eene mnaGa naar voetnoot13). |
[pagina 772]
13. Et hae sunt primitiae, quas tolletis: sextam partem ephi de coro frumenti, et sextam partem ephi de coro hordei. | 13. En dit zijn de eerstelingenGa naar voetnoot14), die gij heffen zult: het zesde deel van een ephi op eene cor tarwe, en het zesde deel van een ephi op eene cor gerst. |
14. Mensura quoque olei, batus olei, decima pars cori est: et decem bati eorum faciunt: quia decem bati implent corum. | 14. Ook de maat der olie is eene bat olie, het tiende deel op eene corGa naar voetnoot15); en tien bat bedragen eene cor, omdat tien bat eene cor vullen. |
15. Et arietem unum de grege ducentorum de his, quae nutriunt Israel in sacrificium, et in holocaustum, et in pacifica, ad expiandum pro eis, ait Dominus Deus. | 15. En éénen ram uit de kudde van tweehonderd, uit dezulke, welke die van Israël voedenGa naar voetnoot16) - voor het spijsoffer en voor het brandoffer en voor de vredeoffers, om verzoening te doen voor hen, zegt de Heere God. |
16. Omnis populus terrae tenebitur primitiis his principi in Israel. | 16. Het geheele volk des lands zal gehouden zijn tot deze eerstelingen, aan den vorst in Israël. |
17. Et super principem erunt holocausta, et sacrificium, et libamina in solemnitatibus, et in Calendis, et in Sabbatis, et in universis solemnitatibus domus Israel: ipse faciet pro peccato sacrificium, et holocaustum, et pacifica ad expiandum pro domo Israel. | 17. En den vorst zullen zijn opgelegdGa naar voetnoot17) de brandoffers en het spijsoffer en de plengoffers op de feestdagen en op de nieuwemaandagen en op de sabbatten en op al de feestdagenGa naar voetnoot18) van het huis van Israël; hij zal opdragen het zondoffer, het spijsoffer en het brandoffer en de vredeoffers, om verzoening te doen voor het huis van Israël. |
18. Haec dicit Dominus Deus: In primo mense, una mensis sumes vitulum de armento immaculatum, et expiabis sanctuarium. | 18. Dit zegt de Heere God: In de eerste maand, den eersten der maand, zult gij eenen var uit het rundvee nemen, zonder smet, en het heiligdom ontzondigen. |
19. Et tollet sacerdos de sanguine quod erit pro peccato: et ponet in | 19. En de priester zal van het bloed des zondoffers nemen en het doen aan de posten van het huis |
[pagina 773]
postibus domus, et in quatuor angulis crepidinis altaris, et in postibus portae atrii interioris. | en aan de vier hoeken van het uitstek des altaars en aan de posten der poort van het binnenste voorhofGa naar voetnoot19). |
20. Et sic facies in septima mensis pro unoquoque, qui ignoravit, et errore deceptus est, et expiabis pro domo. | 20. En aldus zult gij doen den zevenden der maand voor een ieder, die door onwetendheid gezondigd en door dwaling zich misgrepen heeft, en gij zult verzoening doen voor het huisGa naar voetnoot20). |
21. In primo mense, quartadecima die mensis erit vobis Paschae solemnitas: septem diebus azyma comedentur. | 21. In de eerste maand, den veertienden dag der maand, zult gij het Paaschfeest vieren; zeven dagen zal men ongedeesemde brooden etenGa naar voetnoot21). |
22. Et faciet princeps in die illa pro se, et pro universo populo terrae, vitulum pro peccato. | 22. En de vorst zal op dien dag voor zich en voor geheel het volk des lands eenen var opdragen ten zondofferGa naar voetnoot22). |
23. Et in septem dierum solemnitate faciet holocaustum Domino septem vitulos, et septem arietes immaculatos quotidie septem diebus; et pro peccato hircum caprarum quotidie. | 23. En op de zeven dagen van het feest zal hij ten brandoffer den Heer opdragen zeven varren en zeven rammen, zonder smet, dagelijks, zeven dagen lang, en ten zondoffer eenen geitebok dagelijksGa naar voetnoot23). |
24. Et sacrificium ephi per vitulum, et ephi per arietem faciet; et olei hin per singula ephi. | 24. En ten spijsoffer zal hij een ephi bij elken var en een ephi bij elken ram opdragen, en een hin olie bij elke ephiGa naar voetnoot24). |
25. Septimo mense, quintadecima die mensis in solemnitate faciet sicut supra dicta sunt per septem dies: | 25. In de zevende maand, den vijftienden dag der maand, op den feestdagGa naar voetnoot25), zal hij opdragen, gelijk boven gezegd is, zeven dagen lang, |
[pagina 774]
tam pro peccato, quam pro holocausto, et in sacrificio, et in oleo. | zoo ten aanzien van het zondoffer als van het brandoffer en van het spijsoffer en van de olieGa naar voetnoot26). |
- voetnoot1)
- De uitdrukking is ontleend aan Jos. XIII 6 (Hebr.) en XXIII 4, hoewel bij deze verdeeling des lands (XLVIII 1 volg.) van verdeeling door het lot in eigenlijken zin geen sprake is.
- voetnoot2)
- Hebr.: ‘een theroema’, d.i. een hefoffer, welks ligging XLVIII 8-22 nader wordt aangegeven. Het was het heilige deel des lands, dat den Heer geofferd en voor zijnen dienst en zijne bedienaren afgezonderd moest worden.
- voetnoot3)
- Beter naar de Septuag. (zie v. 3 en 5): ‘twintig duizend’, waarschijnlijk ellen; zie XLII 15-20. De lengte is (zie v. 7 en XLVIII 10) gemeten van het westen naar het oosten; de breedte van het zuiden naar het noorden. De hier bedoelde strook lands van vijf en twintig duizend op twintig duizend is in Fig. 6 door L en P aangeduid.
- voetnoot4)
- Van geheel het in v. 1 gemeten deel zal heilig zijn in den strengsten zin, m.a.w. zal tot het eigenlijke heiligdom behooren, een vierkant van vijfhonderd enz. Zie XLII 15-20, waar van ditzelfde vierkant sprake is, en Fig. 5 A2 B2 C2 D2. Rondom hetzelve was eene omstreek of eene vrijgelaten ruimte van vijftig el breedte; zie Fig. 5 A B C D. Zoover moesten de akkers en huizen der priesters van het heiligdom verwijderd blijven. Dit vierkant, waarvan elke zijde 600 el lang is, lag in het midden der strook, die in Fig. 6 door P is aangewezen en in v. 3 en 4 gemeten wordt.
- voetnoot5)
- Van de maat van vijf en twintig duizend op twintig duizend, welke in v. 1 (naar de Septuag.) is aangegeven.
- voetnoot6)
- Een even lange en breede strook was voor de levieten bestemd; zie Fig. 6 L. Dat dit gebied der levieten ten noorden van dat der priesters lag, volgt uit XLVIII 12.
- voetnoot7)
- Septuag.: ‘steden om te wonen’; zie Num. XXXV 2, 3; Jos. XXI 2. Doch hier zijn de levieten- en priestersteden binnen de ‘theroema’ vereenigd.
- voetnoot8)
- De bezitting der stad, naast (Hebr.) ‘het heilige hefoffer’ van v. 1, wordt XLVIII 15-19 nader beschreven. Zij lag ten zuiden van het aandeel der priesters en was even lang, doch half zoo breed; in het midden lag de stad; zie Fig. 6 s - s. Dit was het gezamenlijk bezit van het geheele huis van Israël.
- voetnoot9)
- Zie Fig. 6 de door V-V aangewezen bezitting aan weerszijden van het heilig hefoffer en van het stadsgebied. Door de zee is de Middellandsche Zee bedoeld, als de westelijke grens; tot aan het oosten beteekent tot aan de oostelijke grens, den Jordaan. Binnen deze twee uiterste grenzen lag elk deel der stammen besloten, gelijk XLVIII 1 volg. en 23 volg. nader beschreven wordt. Zie b.v. het deel van Juda en Benjamin in Fig. 6.
- voetnoot10)
- Niet alleen eigenden de vroegere koningen zich het grondbezit des volks toe, doch zij bepaalden ook willekeurig maat en gewicht bij het heffen hunner inkomsten. Vandaar de bepalingen in v. 10 volg.
- voetnoot11)
- Ephi staat hier en in de volg. verzen voor ‘epha’. Het is dezelfde maat voor droge waren als de bat voor natte waren. Zie Lev. XIX 36; Deut. XXV 15; vgl. Is. V noot 10.
- voetnoot12)
- De cor, Hebr. ‘chomer’ en ‘kor’, was de grond- of ijkmaat voor de kleinere maten.
- voetnoot13)
- Gewoonlijk bedragen vijftig, hier echter zestig sikkels eene mna of mine. Waartoe de optelling dient van twintig en vijf en twintig en vijftien, is niet duidelijk. Volgens den H. Hiëronymus wil de profeet hiermede de waarde van zijne mna indachtig maken. Naar eene waarschijnlijke lezing der Septuag.: ‘vijf sikkels zijn er vijf (niet meer of minder), en tien sikkels zijn er tien, en vijftig sikkels bedragen u eene mna’.
- voetnoot14)
- Hebr.: ‘het hefoffer’, voor den dienst van God bestemd; zie v. 15b.
- voetnoot15)
- Van de olie moet, naar de lezing der Vulg. en der Septuag., worden opgebracht een tiende; doch volgens het Hebr. een honderdste: ‘En het recht van de olie.... is een tiende bath van eene kor;.... want tien bath bedragen eene chomer’.
- voetnoot16)
- Hebr.: ‘uit het waterrijke land van Israël’, derhalve uit de vette schapen en geiten. De ram vertegenwoordigt hier het klein vee, waarvan een tweehonderdste gevorderd wordt. Wat verder volgt, geeft de bestemming aan van het tot dusver (v. 13-15a) bepaalde hefoffer: de tarwe en de olie voor het spijsoffer, het klein vee voor de genoemde bloedige offers, om verzoening enz.; zie Lev. I 4.
- voetnoot17)
- Hij moet bekostigen.
- voetnoot18)
- Hebr.: ‘op al de feestverzamelingen’, d.i. op al de overige feesten.
- voetnoot19)
- De priester beteekent waarschijnlijk den hoogepriester, hoewel deze hier nergens met name genoemd wordt. Zie verder XLIII 20. De posten van het huis zijn de XLI noot 20 vermelde, aan den ingang van het Heilige en van het Heilige der heiligen. Poort is een verzamelwoord voor al de drie poorten.
- voetnoot20)
- Op den zevenden dag der ‘eerste’ (v. 18) maand, zes dagen na het vorige zondoffer; Septuag.: ‘in de zevende maand, den eersten der maand’, bij het begin van het tweede halfjaar of bij den aanvang van het burgerlijk jaar. Op den 10en der zevende maand viel (Lev. XXIII 27 volg.) de groote verzoendag. Een dergelijk verzoeningsfeest schreef Ezechiël tweemaal (zie v. 18 en 20) in het jaar voor, om verzoening te doen voor hen, die onwetend, niet echter met boos opzet, gezondigd hadden; zie Lev. IV noot 1. Hebr. in het meervoud: ‘gijlieden zult het huis ontzondigen’, want de vorst bood het zondoffer aan voor het volk; zie v. 22. Door de zonde van het volk werd het huis, d.i. de tempel, verontreinigd; zie Lev. XV 31 en XVI 16.
- voetnoot21)
- Zie voor het Paaschfeest Exod. XII 6 volg.; voor de ongedeesemde brooden Exod. XIII 6 volg.
- voetnoot22)
- Dit voorschrift is geheel nieuw.
- voetnoot23)
- Dit brandoffer der zeven dagen van het Paaschfeest verschilt van Num. XXVIII 19. Het zondoffer is t.a.p. v. 22 hetzelfde.
- voetnoot24)
- Een ephi of epha tarwebloem. Een hin is een zesde bat; zie IV 11. Vgl. voor het spijsoffer op de zeven dagen van het Paaschfeest Num. XXVIII 20 volg.
- voetnoot25)
- Het Loofhuttenfeest; zie Lev. XXIII 34 volg. Vgl. voor de offers Num. XXIX 12-39.
- voetnoot26)
- Aanmerkelijk wijkt het ritueel der in v. 18-25 vermelde feesten af van de voorschriften der Mosaïsche wet. Belangrijke feesten, als het Pinksterfeest, Nieuwejaar, de Verzoendag, worden niet genoemd en daarentegen worden nieuwe, tot dusver onbekende feestdagen vastgesteld (v. 18, 20). Niets echter van hetgeen met Moses' wet niet overeenkwam, is in den tweeden tempel na de ballingschap onderhouden; waaruit blijkt, dat de bepalingen van Ezechiël niet in letterlijken zin werden opgevat. Niet weinige schriftverklaarders meenen, dat de profeet ook hier in zinnebeelden, aan den eeredienst van Israël ontleend, wil uitdrukken, dat in den tempel van Ezechiël, in het herstelde Rijk Gods, de Mosaïsche ceremoniëele voorschriften niet meer van kracht zullen zijn, doch dat andere feestdagen met hunne eigen plechtigheden alsdan zullen gevierd worden.