De heilige boeken van het oude verbond. Deel 6. De profetie van Isaias. De profetie van Jeremias. De profetie van Ezechiël. De profetie van Daniël
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XIX.
|
1. Haec dicit Dominus: Vade, et accipe lagunculam figuli testeam a senioribus populi, et a senioribus sacerdotum: | 1. Dit zegt de Heer: Ga heen en koop een aarden pottenbakkerskruikGa naar voetnoot1), (neem met u) van de oudsten des volks en van de oudsten der priestersGa naar voetnoot2). |
2. Et egredere ad vallem filii Ennom, quae est juxta introitum portae fictilis: et praedicabis ibi verba, quae ego loquar ad te. | 2. En ga uit naar het dal van den zoon van Ennom, dat bij den ingang der Pottenbakkerspoort ligtGa naar voetnoot3), en predik aldaar de woorden, die Ik tot u spreken zal. |
3. Et dices: Audite verbum Domini reges Juda, et habitatores Jerusalem: haec dicit Dominus exercituum Deus Israel: Ecce ego inducam afflictionem super locum istum, ita ut omnis, qui audierit illam, tinniant aures ejus: | 3. En zeg: Hoort het woord des Heeren, koningen van Juda en bewoners van Jerusalem: Dit zegt de Heer der heerscharen, de God van Israël: Zie, Ik zal jammer brengen over dit oord, zoodat al wie het hoort hem de ooren zullen tuitenGa naar voetnoot4); |
4. Eo quod dereliquerint me, et alienum fecerint locum istum: et libaverunt in eo diis alienis, quos nescierunt ipsi, et patres eorum, et | 4. omdat zij Mij verlaten en dit oord van Mij vervreemd en aldaar aan andere goden, die zij niet kenden, geofferd hebben, zij en hunne |
[pagina 351]
reges Juda: et repleverunt locum istum sanguine innocentum. | vaderen en de koningen van Juda; en omdat zij deze plaats vervuld hebben met het bloed der onschuldigenGa naar voetnoot5), |
5. Et aedificaverunt excelsa Baalim ad comburendos filios suos igni in holocaustum Baalim: quae non praecepi, nec locutus sum, nec ascenderunt in cor meum. | 5. en zij hoogten voor de Baäls gebouwd hebben om hunne kinderen met vuur te verbranden tot brandoffer voor de Baäls, hetgeen Ik niet geboden noch gezegd heb en hetgeen niet in mijn hart is opgekomen. |
6. Propterea ecce dies veniunt, dicit Dominus: et non vocabitur amplius locus iste, Topheth, et Vallis filii Ennom: sed Vallis occisionis. | 6. Daarom zie, de dagen komen, zegt de Heer, en niet meer zal deze plaats heeten: Topheth en Dal van den zoon van Ennom, maar Dal der slachtingGa naar voetnoot6). |
7. Et dissipabo consilium Juda et Jerusalem in loco isto: et subvertam eos gladio in conspectu inimicorum suorum, et in manu quaerentium animas eorum: et dabo cadavera eorum escam volatilibus coeli, et bestiis terrae. | 7. En Ik zal den raadslag van Juda en van Jerusalem verijdelen te dezer plaatseGa naar voetnoot7); en Ik zal hen met het zwaard neervellen ten aanschouwen hunner vijanden en door de hand dergenen, die hun naar het leven staan; en Ik zal hunne lijken tot spijze geven aan de vogelen des hemels en aan de wilde dieren der aarde. |
8. Et ponam civitatem hanc in stuporem, et in sibilum: omnis, qui praeterierit per eam, obstupescet, et sibilabit super universa plaga ejus. Supra XVIII 16; Infra XLIX 13 et L 13. | 8. En Ik zal deze stad maken tot ontzetting en tot gesisGa naar voetnoot8); al wie daar voorbijgaat zal verstomd staan en sissen over al hare plagen. |
9. Et cibabo eos carnibus filiorum suorum, et carnibus filiarum suarum: et unusquisque carnem amici sui comedet in obsidione, et in angustia, in qua concludent eos inimici eorum, et qui quaerunt animas eorum. | 9. En Ik zal hen spijzen met het vleesch hunner zonen en met het vleesch hunner dochters; en een ieder zal het vleesch zijns naasten eten bij de belegering en bij de benauwing, waarmede hunne vijanden hen zullen insluiten en zij, die hun naar het leven staanGa naar voetnoot9). |
[pagina 352]
10. Et conteres lagunculam in oculis virorum, qui ibunt tecum: | 10. En gij zult de kruik verbrijzelen voor de oogen der mannen, die met u zullen gaan. |
11. Et dices ad eos: Haec dicit Dominus exercituum: Sic conteram populum istum et civitatem istam, sicut conteritur vas figuli, quod non potest ultra instaurari: et in Topheth sepelientur, eo quod non sit alius locus ad sepeliendum. | 11. En gij zult tot hen zeggen: Dit zegt de Heer der heerscharen: Aldus zal Ik dit volk verbrijzelen en deze stad, gelijk de kruik van den pottenbakker verbrijzeld wordt, welke niet weder gemaakt kan wordenGa naar voetnoot10); en in Topheth zullen zij begraven worden, dewijl er geen andere plaats is ter begraving. |
12. Sic faciam loco huic, ait Dominus, et habitatoribus ejus: et ponam civitatem istam sicut Topheth. | 12. Aldus zal Ik doen aan deze plaats, zegt de Heer, en aan hare bewoners; en Ik zal deze stad maken als een TophethGa naar voetnoot11). |
13. Et erunt domus Jerusalem, et domus regum Juda sicut locus Topheth, immundae: omnes domus, in quarum domatibus sacrificaverunt omni militiae coeli, et libaverunt libamina diis alienis. | 13. En de huizen van Jerusalem en de huizen der koningen van Juda zullen zijn als de plaats Topheth, onrein: al de huizen, op welker daken zij aan geheel het heer des hemels geofferd en plengoffers geplengd hebben aan vreemde godenGa naar voetnoot12). |
14. Venit autem Jeremias de Topheth, quo miserat eum Dominus ad prophetandum, et stetit in atrio domus Domini, et dixit ad omnem populum: | 14. Jeremias kwam dan van TophethGa naar voetnoot13), waarheen de Heer hem om te profeteeren gezonden had, en hij plaatste zich in het voorhof van het huis des Heeren en zeide tot al het volk: |
15. Haec dicit Dominus exercituum Deus Israel: Ecce ego inducam super civitatem hanc, et super omnes urbes ejus universa mala, quae locutus sum adversum eam: quoniam induraverunt cervicem suam ut non audirent sermones meos. | 15. Dit zegt de Heer der heerscharen, de God van Israël: Zie, Ik zal over deze stad en over al hare steden al de onheilen brengen, welke Ik tegen haar gesproken heb; want zij hebben hunnen nek verhard om niet te luisteren naar mijne woordenGa naar voetnoot14). |
- voetnoot1)
- Voor kruik heeft het Hebr. ‘bakboek’, d.i. eene kruik met langen, engen hals. De klank van het woord bootst het klokkend geluid na bij het uitgieten van den inhoud; zie noot 7.
- voetnoot2)
- In de vertaling van den H. Hiëronymus is de tekst duidelijker weergegeven: accipe... et de senioribus populi enz. De aanvulling neem met u wordt door den zin gevorderd (vgl. XXXV 3 en XXXVIII 10) en is in de Septuag. en de andere oude vertalingen uitgedrukt. De oudsten des volks zijn de hoofden der familiën en de oudsten der priesters waarschijnlijk de hoofden der priesterklassen (zie IV Reg. XIX 2), beiden als getuigen van hetgeen de profeet doen en spreken zal.
- voetnoot3)
- De Pottenbakkerspoort, Hebr. de poort Charsoet, eigenlijk Aardewerk- of Schervenpoort, draagt dezen naam misschien om de daar weggeworpen scherven, volgens anderen om de daarbij gelegen pottenbakkerijen (zie XVIII noot 2), zoodat de profeet in het voorbijgaan zijne kruik kon koopen. Deze poort is waarschijnlijk dezelfde als de II Esdr. II 13 genoemde Mestpoort, door welke men de stad zuidwaarts uitging, want ook gene voerde tot het zuidelijk gelegen dal Hinnom; zie VII noot 26.
- voetnoot4)
- Koningen in het meervoud, zie XIII noot 6. Over dit oord, d.i. niet alleen het dal Hinnom, maar Jerusalem en geheel Juda, zie VII noot 3. Zie voor de uitdrukking de ooren tuiten I Reg. III 11; IV Reg. XXI 12.
- voetnoot5)
- Vervreemd of ontheiligd, zie XVI 18. Die zij niet kenden als hunne weldoeners, m.a.w. van wie zij niets goeds te wachten hadden. Met het bloed enz. door hunne kinderoffers aan den Moloch v. 5; volgens anderen wijst dit, evenals II 30, 34; VII 6; XXII 3, 17, op het bloedvergieten onder Manasses (zie IV Reg. XXI 2-7, 16). De Septuag. leest: ‘en de koningen van Juda hebben deze plaats vervuld’ enz. Zie XV 4.
- voetnoot6)
- Zie VII 31, 32.
- voetnoot7)
- Den raadslag verijdelen beteekent de gewaande wijsheid der oudsten (v. 1) te schande maken. Het Hebr. werkwoord wijst door zijn klank op de kruik van v. 1, welke de profeet bij deze woorden wellicht uitgoot. Zie verder VII 33.
- voetnoot8)
- Tot een voorwerp van ontzetting enz. Zie verder XVIII noot 12.
- voetnoot9)
- Zoo verschrikkelijk zal de hongersnood zijn. Eene letterlijke herhaling van Deut. XXVIII 53; vgl. Lev. XXVI 29. Zie de vervulling Bar. II 3; Thren. II 20; IV 10. Vgl. IV Reg. VI 28, 29
- voetnoot10)
- De zinnebeeldige handeling (v. 10) beteekent den menschelijkerwijze onherstelbaren ondergang van volk en staat; vgl. Ps. II 9; Is. XXX 14. Zie hetzelfde in andere beelden uitgedrukt XV 14; XVII 4, 27. - De volgende woorden, eene herhaling van VII 32, heeft de Septuagint beter weggelaten.
- voetnoot11)
- Als het sinds Josias' tijd als onrein verafschuwde en gevloekte dal Topheth; zie IV Reg. XXIII 10; vgl. Is. XXX 33.
- voetnoot12)
- In plaats van immundoe, onrein vertaalt de Septuag. ‘om al hunne onreinheden’ en voegt het bij het volgende: ‘in’ al de huizen, op welker platte daken enz.; aldaar brandde men wierook voor het gesternte; zie VII 18; VIII 2. Vgl. Soph. I 5; IV Reg. XXI 3-5; XXIII 12.
- voetnoot13)
- Na aldaar gedaan en gesproken te hebben wat hem v. 1-13 gelast was.
- voetnoot14)
- Met dit woord eindigde Jeremias zijne rede, waarin hij de beteekenis der zinnebeeldige handeling verklaard en het hem opgedragen woord had toegelicht. - Over al hare, aan de hoofdstad ondergeschikte, steden. Zie verder VII 26; XVII 23.