De heilige boeken van het oude verbond. Deel 6. De profetie van Isaias. De profetie van Jeremias. De profetie van Ezechiël. De profetie van Daniël
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 146]
| |||||||||||||
Caput XXXV.
|
1. Laetabitur deserta et invia, et exsultabit solitudo, et florebit quasi lilium. | 1. Verblijden zal zich het woeste en onbegaanbare land, en juichen zal de wildernis, en bloeien zal zij als de lelie. |
2. Germinans germinabit, et exsultabit laetabunda et laudans: gloria Libani data est ei: decor Carmeli, et Saron, ipsi videbunt gloriam Domini, et decorem Dei nostri. | 2. Welig zal zij groeien, en juichen zal zij in vreugde en in lofgezang; de heerlijkheid van den Libanon is haar gegeven, de pracht van den Karmel en van Saron; zij zullen zien de heerlijkheid des Heeren en den luister van onzen GodGa naar voetnoot1). |
3. Confortate manus dissolutas, et genua debilia roborate. | 3. Versterkt de slappe handen en bevestigt de wankelende knieënGa naar voetnoot2). |
4. Dicite pusillanimis: Confortamini, et nolite timere: ecce Deus vester ultionem adducet retributionis: Deus ipse veniet, et salvabit vos. | 4. Zegt aan de kleinmoedigen: Schept moed en vreest niet! Zie, uw God zal de wraak brengen der vergeldingGa naar voetnoot3), God zelf zal komen en Hij zal u verlossen! |
5. Tunc aperientur oculi caecorum, et aures surdorum patebunt. Matth. XI 5. | 5. Dan zullen de oogen der blinden ontsloten worden, en de ooren der dooven zullen opengaan. |
6. Tunc saliet sicut cervus claudus, et aperta erit lingua mutorum: | 6. Dan zal de lamme springen als een hert, en de tong der stommen |
[pagina 147]
quia scissae sunt in deserto aquae, et torrentes in solitudine. | zal ontbonden zijn; want in de woestijn zijn wateren ontsprongen en stroomen in de wildernisGa naar voetnoot4). |
7. Et quae erat arida, erit in stagnum, et sitiens in fontes aquarum. In cubilibus, in quibus prius dracones habitabant, orietur viror calami et junci. | 7. En dat dor was, zal worden tot een meer, en het dorstige tot waterbronnen. In de holen, waarin vroeger draken woonden, zal het groen opspruiten van riet en biesGa naar voetnoot5). |
8. Et erit ibi semita et via, et via sancta vocabitur: non transibit per eam pollutus, et haec erit vobis directa via, ita ut stulti non errent per eam. | 8. En daar zal een baan zijn en een weg, en de heilige weg zal hij heeten; geen onreine zal daarop gaan; en deze zal voor u de rechte weg zijn, zoodat oowijzen daarop niet verdwalen. |
9. Non erit ibi leo, et mala bestia non ascendet per eam, nec invenietur ibi: et ambulabunt qui liberati fuerint. | 9. Daar zal geen leeuw zijn, en geen boosaardig dier zal hem betreden noch daar worden aangetroffen; en wandelen zullen er de verlosten. |
10. Et redempti a Domino convertentur, et venient in Sion cum laude: et laetitia sempiterna super caput eorum: gaudium et laetitiam obtinebunt, et fugiet dolor et gemitus. | 10. En de vrijgekochten door den Heer zullen wederkeeren en naar Sion komen met lofgezang, en eeuwige blijdschap op hunne hoofden, vreugde en blijdschap vallen hun ten deel, en vlieden zullen smart en gezuchtGa naar voetnoot6). |
- voetnoot1)
- In tegenstelling met de straffen der goddeloozen (XXXIV) schildert hier Isaias het geluk van Gods dienaren reeds in dit leven, maar vooral in de zalige eeuwigheid. Gelijk daar het vruchtbare land van Edom veranderd werd in een woestijn, zoo zal thans het woeste land in een heerlijken bloemtuin worden omgeschapen en alles, wat Palestina heerlijks heeft, in zich vereenigen: de heerlijkheid van den met trotsche ceders en welriekende heesters begroeiden Libanon, de pracht van den vruchtbaren Karmel en van het welige landschap Saron (zie XXXIII 9; XXIX 17). Zij, die in bloeiende en vruchtbare velden herschapen woestijnen, zullen in die schoonheid en vruchtbaarheid eene afstraling zien van Gods heerlijkheid en luister. Deze zinnebeeldige voorstelling der zaligheid van Gods dienaren zal in zekere mate ook werkelijkheid worden, want de onbezielde schepping zal deelen in de verheerlijking der kinderen Gods.
- voetnoot2)
- Laat u door de rampen niet ontmoedigen, maar schept moed uit de beschouwing der toekomende heerlijkheid en vreugde.
- voetnoot3)
- Hebr.: ‘zal komen met wraak en vergelding Gods’, d.i. met vergeldende wraak over zijne vijanden.
- voetnoot4)
- De zegeningen der verlossing worden geschilderd als eene volmaakte genezing der geestelijke gebreken, waarvan XXIX 9, volg. sprake was; zie XXXII 3, 4. Dit werd eerst ten volle bewaarheid, toen in Christus ‘God zelf kwam om ons te verlossen’ (v. 4) en door zijne leer en zijne wonderen de ziekten der ziel en des lichaams genas; vgl. Matth. XI 5. Want.... wateren enz., eene zinspeling op Exod. XVII 6; die wateren, zie XII 3, zijn als de bron der in v. 1, 2 geschilderde vruchtbaarheid.
- voetnoot5)
- Dat dor was, d.i. de dorre woestijn; het Hebr.: ‘de Sjarab’ beteekent ook dat niet zeldzame verschijnsel, hetwelk in de woestijn vele reizigers bedriegt, wanneer ten gevolge van eene bijzondere wijze van straalbreking de vlakte in de verte op een waterplas gelijkt. Die schijn zal werkelijkheid, de sjarab een werkelijke waterplas worden. Draken, Hebr.: ‘tannim’, zie XIII noot 15.
- voetnoot6)
- De Heer zal door de woeste streken, welke het in de ballingschap verstrooide volk van zijn vaderland scheiden, een baan en een weg bereiden, langs welke de door het gericht gelouterden en geheiligden veilig kunnen wederkeeren naar Sion. Deze weg echter is slechts een zinnelijke voorstelling van den heiligen weg, dien de door den Heer verlosten en vrijgekochten veilig zullen bewandelen om te komen naar Sion, de woonplaats van onverstoorbare vreugde. Bedoeld is de weg van Gods geboden, door den Verlosser duidelijk en veilig en gemakkelijk gemaakt, daar Hij zelf ‘de weg en de waarheid is’, die voert tot het eeuwige ‘leven’ Joan XIV 6.