De heilige boeken van het oude verbond. Deel 6. De profetie van Isaias. De profetie van Jeremias. De profetie van Ezechiël. De profetie van Daniël
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput XVIII.
|
1. Vae terrae cymbalo alarum, quae est trans flumina AEthiopiae, | 1. Wee het land van gonzende vleugelen, dat ligt aan gene zijde der stroomen van EthiopiëGa naar voetnoot1), |
2. Qui mittit in mare legatos, et in vasis papyri super aquas. Ite | 2. dat gezanten zendt over de zee en in booten van papierriet over de |
[pagina 86]
angeli veloces ad gentem convulsam, et dilaceratam: ad populum terribilem, post quem non est alius: ad gentem exspectantem et conculcatam, cujus diripuerunt flumina terram ejus: | wateren henenGa naar voetnoot2)! Gaat, snelle boden, tot het geschokte en verscheurde volk, tot het vervaarlijke volk, achter hetwelk geen ander is, tot het verwachtende en vertreden volk, welks land stroomen doorsnijdenGa naar voetnoot3). |
3. Omnes habitatores orbis, qui moramini in terra, cum elevatum fuerit signum in montibus, videbitis, et clangorem tubae audietis: | 3. Gij, alle bewoners des aardrijks, die op aarde verwijlt, wanneer de banier zal geheschen worden op de bergen, zult gij toeschouwen, en het geschal der bazuin zult gij hoorenGa naar voetnoot4)! |
4. Quia haec dicit Dominus ad me: Quiescam, et considerabo in loco meo, sicut meridiana lux clara est, et sicut nubes roris in die messis. | 4. Want dit zegt de Heer tot mij: Ik zal rusten en toezien uit mijne woonplaats, evenals het middaglicht helder is en evenals de wolk van dauw ten dage van den oogstGa naar voetnoot5). |
5. Ante messem enim totus effloruit, et immatura perfectio germinabit, et praecidentur ramusculi ejus falcibus: et quae derelicta fuerint, abscindentur, et excutientur. | 5. Vóór den oogst toch stond hij geheel in bloei, en een onrijpe vrucht gaat zich ontwikkelen; en afgesneden zullen zijne ranken worden met het snoeimes, en wat nog overblijft zal afgescheurd en uitgerukt wordenGa naar voetnoot6). |
[pagina 87]
6. Et relinquentur simul avibus montium, et bestiis terrae: et aestate perpetua erunt super eum volucres, et omnes bestiae terrae super illum hiemabunt. | 6. En zij zullen prijsgegeven worden altemaal aan de vogelen der bergen en aan de wilde dieren des lands, en den geheelen zomer lang zullen vogelen daarop azen en al de wilde dieren des lands daarop overwinterenGa naar voetnoot7). |
7. In tempore illo deferetur munus Domino exercituum a populo divulso et dilacerato: a populo terribili, post quem non fuit alius, a gente exspectante, exspectante et conculcata, cujus diripuerunt flumina terram ejus, ad locum nominis Domini exercituum montem Sion. | 7. Te dien tijde zal een offergave gebracht worden aan den Heer der heerscharen door het geschokte en verscheurde volk, door het vervaarlijke volk, achter hetwelk geen ander is, door het verwachtende volk, verwachtend en vertreden, welks land stroomen doorsnijden - ter plaatse van den naam van den Heer der heerscharen, naar den berg SionGa naar voetnoot8). |
- voetnoot1)
- Deze godspraak hangt innig samen met het onmiddellijk voorafgaande zegelied over Assur's val (XVII 12-14). De profeet stelt aanschouwelijk voor, dat door dien val Jehova tot in de verste landen zal verheerlijkt worden. - Ethiopië, meer bepaald Nubië, Hebr. ‘Kusch’, had sinds ettelijke jaren zijn gebied noordwaarts over Boven-Egypte uitgebreid en zich in Pathros blijvend gevestigd, terwijl in Beneden-Egypte inlandsche vorsten onderling om den voorrang streden. Ook daar poogde Ethiopië in wedstrijd met Assyrië zijn gezag te vestigen; het wilde zelfs tot in Azië voortdringen, waar het met zijnen mededinger in botsing zou komen; vgl. XXXVII 9. - Dit wee over Ethiopië is niet dreigend, maar medelijdend met den benarden toestand des lands, dat in opschudding was om het zegevierend voortrukken der Assyriërs. Het land van gonzende vleugelen heet Ethiopië, waarschijnlijk om de zwermen insecten, welke dáár, evenals in Egypte (zie VII 18), inheemsch zijn; wellicht is het tevens eene zinspeling op de vlugge en talrijke legerscharen van dat strijdlustige volk. Van Palestina uit ligt het aan gene zijde der stroomen, den Nijl, den Astaspus en den Astaboras.
- voetnoot2)
- Op hunne lichte booten varen zij den Nijl af, hier en elders (XIX 5; Nah. III 8) zee genaamd. Die gezanten waren waarschijnlijk van de Delta uit naar Jerusalem gekomen, om een verbond tegen Assur te sluiten; dáár roept hun de profeet de volgende boodschap voor hun vaderland toe. Booten van papierriet, zie Exod. II noot 3.
- voetnoot3)
- Het volk van Ethiopië heet geschokt door de tijding van de aankomst der Assyriërs, verscheurd, d.i. door oorlogslasten geteisterd; achter hetwelk, volgens de toenmalige kennis van Afrika's binnenlanden, geen ander volk is, want de volken ten zuiden van Egypte droegen den algemeenen naam van Ethiopiërs. Het was een verwachtend, d.i. een in bange verwachting verkeerend, en door oorlogslasten als vertreden volk. In den grondtekst worden zij beschreven als een volk hoog van gestalte, glad of glanzend van huidskleur, dat wijd en zijd ontzag inboezemt en door wreede dwingelandij volken vertreedt. Maar al dat machtsvertoon is ijdel voor den almachtigen God, die zonder hen met één slag Assyrië zal verslaan.
- voetnoot4)
- Het hijschen der banier enz. is het teeken dat de groote strijd des Heeren gaat gestreden worden.
- voetnoot5)
- Ik zal rusten, d.i. in onverstoorbare kalmte en schijnbaar werkeloos, uit mijne woonplaats toezien naar de krijgsverrichtingen der Assyriërs en hunne plannen begunstigen, ten einde hen te bereiden tot den oogst mijner goddelijke wraak, gelijk de heldere middagzon en de vruchtbare dauw den oogst doen rijpen.
- voetnoot6)
- Door de koesterende stralen der zon en door den dauw stond hij, de wijnstok - een beeld van het door God gedurende eenigen tijd begunstigde Assyrië - geheel in bloei en ontwikkelde hij zelfs vruchten, maar het zal een onrijpe vrucht blijven. Want op den tijd, door God bepaald, zal hij eensklaps met ranken en wortel verdelgd en uitgeroeid worden.
- voetnoot7)
- Een schrikkelijk bloedbad zal de Heer onder de Assyriërs aanrichten en de onbegraven lijken zullen het aas zijn van ‘de gieren der bergen’ (Hebr.) en van verscheurende dieren. Eene aanschouwelijke voorstelling der honderd vijf en tachtig duizend lijken van XXXVII 36.
- voetnoot8)
- Dit zal de vrucht zijn dier heerlijke openbaring van Gods almacht. Ethiopië, dat evenals in v. 2 geteekend wordt, zal den Heer op Sion huldigen en met offergaven komen naar de plaats, waar Hij zijnen naam, d.i. zijne heerlijkheid, openbaart; vgl. Soph. III 10. Zie het begin der vervulling II Par. XXXII 23; ten volle ging dit in vervulling door den Messias, door wien Sion het geestelijk middelpunt werd aller volken.