De heilige boeken van het oude verbond. Deel 5. Het boek der Spreuken. De Prediker. Het Hooglied. Het boek der Wijsheid. Het boek Ecclesiasticus
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput IX.
|
1. Non zeles mulierem sinus tui, ne ostendat super te malitiam doctrinae nequam. | 1. Wees niet ijverzuchtig op de vrouw aan uw boezem, opdat zij niet aan u de verderfelijkheid betoone van de slechte leerGa naar voetnoot1). |
[pagina 398]
2. Non des mulieri potestatem animae tuae, ne ingrediatur in virtutem tuam, et confundaris. | 2. Geef aan eene vrouw niet [macht over] uwe ziel, opdat zij niet trede in uwe bevoegdheidGa naar voetnoot2) [, en gij te schande wordt]. |
3, Ne respicias mulierem multivolam: ne forte incidas in laqueos illius. | 3. Zie niet naar eene vrouw van veel wellustGa naar voetnoot3), opdat gij soms niet valt in hare strikken. |
4. Cum saltatrice ne assiduus sis: nec audias illam, ne forte pereas in efficacia illius. | 4. Houd geen omgang met eene danseres [en luister niet naar haar], opdat gij niet vergaat door hare kunstenGa naar voetnoot4). |
5. Virginem ne conspicias, ne forte scandalizeris in decore illius. Gen. VI 2. | 5. Richt uwe oogen niet op eene jonge dochter, opdat gij niet ten val komt door hare schoonheidGa naar voetnoot5). |
6. Ne des fornicariis animam tuam in ullo: ne perdas te, et hereditatem tuam. Prov, V 2. | 6. Geef uwe ziel niet aan boeleersters [, op geenerlei wijze], opdat gij niet te gronde te richt [u zelf en] uw erfgoedGa naar voetnoot6). |
7. Noli circumspicere in vicis civitatis, nec oberraveris in plateis illius. | 7. Gaap niet rond in de wijken der stad, en slenter niet om langs hare stratenGa naar voetnoot7). |
8. Averte faciem tuam a muliere compta, et ne circumspicias speciem alienam. Gen. XXXIV 2; II Reg. XI 4 et 13; I Matth. V 28. | 8. Wend uw gelaat af van eene opgetooide vrouwGa naar voetnoot8), en zie niet om naar vreemde schoonheid. |
9. Propter speciem mulieris multi perierunt: et ex hoc concupiscentia quasi ignis exardescit. | 9. Door vrouwenschoonheid liepen velen in het verderf, en daardoor ontbrandt de begeerlijkheid als een vuur. |
10. Omnis mulier, quae est fornicaria, quasi stercus in via conculcabitur. | 10. [Elke vrouw, die eene boeleerster is, als drek op den weg zal zij vertreden worden. |
11. Speciem mulieris alienae multi admirati, reprobi facti sunt: colloquium enim illius quasi ignis exardescit. | 11. Velen bewonderden de schoonheid van eens anders vrouw en werden slecht; want spreken met haar doet als een vuur ontbrandenGa naar voetnoot9)]. |
[pagina 399]
12. Cum aliena muliere ne sedeas omnino, nec accumbas cum ea super cubitum: | 12. Met eens anders vrouw ga nooit of nimmer samenzitten, [en lig niet met haar aan op den elleboog,] |
13. Et non alterceris cum illa in vino, ne forte declinet cor tuum in illam, et sanguine tuo laberis in perditionem. | 13. en scherts niet met haar bij den wijn, opdat uw hart zich niet neige tot haar en gij niet door uw bloed het verderf inlooptGa naar voetnoot10). |
14. Ne derelinquas amicum antiquum: novus enim non erit similis illi. | 14. Verlaat niet een ouden vriend; want de nieuwe zal hem niet gelijk zijn. |
15. Vinum novum, amicus novus: veterascet, et cum suavitate bibes illud. | 15. Nieuwe wijn - nieuwe vriend, is hij oud, dan drinkt gij hem met graagteGa naar voetnoot11). |
16. Non zeles gloriam, et opes peccatoris: non enim scis quae futura sit illius subversio. Judic. IX 4; II Reg. XV 10. | 16. Benijd niet eer en rijkdom van den zondaarGa naar voetnoot12), want gij weet niet hoe zijn ondergang zal zijnGa naar voetnoot13). |
17. Non placeat tibi injuria injustorum, sciens quoniam usque ad inferos non placebit impius. | 17. Heb geen welgevallen aan het onrecht der ongerechten, daar gij weet dat niet tot aan het doodenrijk toe de goddelooze behagen vindtGa naar voetnoot14). |
18. Longe abesto ab homine potestatem habente occidendi et non suspicaberis timorem mortis: | 18. Houd u ver van een mensch, die de macht heeft van te dooden, en gij zult geen doodsangst te vreezen hebbenGa naar voetnoot15); |
19. Et si accesseris ad illum, noli aliquid committere, ne forte auferat vitam tuam. | 19. en nadert gij hem toch, misdoe dan in niets, opdat hij u niet het leven neme |
20. Communionem mortis scito: quoniam in medio laqueorum ingredieris, et super dolentium arma ambulabis. | 20. Weet dat [gij omgaat met den dood en dat] gij te midden van valstrikken loopt en wandelt tusschen wapenen van benijdersGa naar voetnoot16). |
[pagina 400]
21. Secundum virtutem tuam cave te a proximo tuo, et cum sapientibus et prudentibus tracta. | 21. Zoo veel gij kunt, wees op uwe hoede voor uwen evennaasteGa naar voetnoot17), en ga te rade bij wijzen [en verstandigen]. |
22. Viri justi sint tibi convivae, et in timore Dei sit tibi gloriatio. | 22. Laat rechtschapen mannen uw dischgenooten zijn, en in de vreeze Gods zij uw roemenGa naar voetnoot18), |
23. Et in sensu sit tibi cogitatus Dei, et omnis enarratio tua in praeceptis Altissimi. | 23. en in het gemoed blijve u de gedachte aan God bij, en al uw spreken richte zich op de geboden des AllerhoogstenGa naar voetnoot19). |
24. In manu artificum opera laudabuntur, et princeps populi in sapientia sermonis sui, in sensu vero seniorum verbum. | 24. Naar de hand der kunstenaars worden de werken geprezen, en de vorst des volks naar de wijsheid zijner redeGa naar voetnoot20) [en naar hare waarheid eene spreuk der ouden]. |
25. Terribilis est in civitate sua homo linguosus: et temerarius in verbo suo odibilis erit. | 25- Te vreezen is in de stad de babbelaar; en wie onbezonnen is in zijn spreken, wordt gehaatGa naar voetnoot21). |
- voetnoot1)
- Over den omgang met vrouwen handelen v. 1-13, in Hebr. 9 tweeledige verzen. Het slot van v. 1 luidt naar Hebr.: ‘opdat zij niet tot uw nadeel slecht nieuws te weten kome’. Door haar van ontrouw te verdenken en haar uw argwaan te laten blijken, leert gij haar het slechte, waaraan zij anders niet zou gedacht hebben. Hetzelfde zegt de Vulgaat.
- voetnoot2)
- Naar den verbeterden grondtekst: ‘Onderwerp u niet aan de vrouw, doordat gij haar over u laat heerschen’. Den zin van het eerste verslid geeft de geglosseerde tekst der Vulgaat weder.
- voetnoot3)
- Naar Hebr. beter: ‘Nader niet eene vreemde (eens anders) vrouw’.
- voetnoot4)
- Hebr.: ‘Met eene zangeres lig (zit) niet aan tafel, opdat gij door haar verlokkingen niet gevangen wordt’.
- voetnoot5)
- Hebr.: ‘opdat gij niet in straf vervalt harentwege’.
- voetnoot6)
- Hebr.: ‘opdat zij uw erfgoed niet wegneme’.
- voetnoot7)
- Naar Hebr., met behulp van Gr. verbeterd: ‘in hare puinen’ (becharbôthiha), d.i. in de verlaten stadsgedeelten.
- voetnoot8)
- Hebr.: ‘Verhul uw oog voor eene schoone vrouw’.
- voetnoot9)
- Zoowel v. 10, eene glosse, als v. 11, tweede vertaling van v. 9, zijn aan den oorspronkelijken tekst vreemd.
- voetnoot10)
- Naar Hebr. luiden v. 12 en 13: •Met eene gehuwde vrouw lig (zit) niet aan tafel, en meng geen wijn met haar (de lezing der Vulgaat en lig.... elleboog slaat op het gebruik van aan tafel te liggen, waarbij men het hoofd op den elleboog liet steunen), opdat uw hart zich niet neige tot haar, en gij niet in bloed ten grave vaart’, hetzij gedood door den beleedigden echtgenoot, hetzij door het volk als echtbreker gesteenigd. Men kan v. 13 b naar de Vulgaat in denzelfden zin verklaren. - Er volgen v. 14-23 raadgevingen ten opzichte van het gedrag tegenover verschillende klassen van menschen.
- voetnoot11)
- Met graagte schijnt een toevoegsel; Hebr. en Syr. hebben het niet.
- voetnoot12)
- Hebr. en Syr. korter: ‘Benijd niet den goddeloozen mensch’.
- voetnoot13)
- Vgl. Ps. XXXVI 2, LXXII 19.
- voetnoot14)
- Naar Hebr. met behulp van Gr. hersteld: ‘Heb geen behagen aan den trotschaard, die geluk heeft, bedenk dat hij niet tot den dood straffeloos blijft’.
- voetnoot15)
- Tracht niet een hoveling te worden; want hoe schoon het ook schijne, zoo de vorst goddeloos is, loopt uw leven voortdurend gevaar.
- voetnoot16)
- Naar Hebr. (hersteld): ‘Weet dat dat gij tusschen netten wandelt en over daktinnen schrijdt’. Het toevoegsel der Vulgaat (scito) communionem mortis is eene onnoodige glosse; de lezing super dolentium arma berust op misvatting van Gr.
- voetnoot17)
- De wijsheid raadt niet, maar ontraadt veeleer, elken evenmensch te wantrouwen. De tekst is zeker foutief. Hebr. heeft dan ook: ‘Zooveel gij kunt, antwoord uwen evenmensch’, wat in verband met hetgeen volgt zeggen wil: Bied uw naaste door te antwoorden op zijne belangstellende vragen gelegenheid u goeden raad te geven.
- voetnoot18)
- In Hebr. en Gr. staat dit vers achter het volgende.
- voetnoot19)
- Naar Hebr. en Gr.: ‘Met een verstandige zij (geschiede) uw beraad, en al uw overleg naar de wet van den Allerhoogste’. - Met v. 24 gaat de schrijver tot een nieuwe stof (v. 24 - X 5) over; hij toont aan hoe bloei en verval van een staat afhangen van de goede of slechte hoedanigheden van vorst en overheid, naar wier voorbeeld de onderdanen zich meestal richten.
- voetnoot20)
- Naar den zin beantwoordt de Vulgaat vrij wel aan Hebr. (hersteld): ‘Bij lieden met kunstvaardige hand wordt het rechte bewaard, maar de beheerscher des volks (zij) wijs in beraad’. Ambachtslieden en kunstenaars blinken uit door de kunstvaardigheid hunner handen; maar heerschers moeten wijs zijn van geest.
- voetnoot21)
- Gelijk de heerscher, die ‘wijs in beraad’ is, zijn volk ten zegen strekt, zoo zijn de burgers, die steeds een groot woord hebben en ontevredenheid en onrust stoken, voor staat of stad een vloek en maken zich gehaat.