De heilige boeken van het oude verbond. Deel 5. Het boek der Spreuken. De Prediker. Het Hooglied. Het boek der Wijsheid. Het boek Ecclesiasticus
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput VIII.
|
1. Non litiges cum homine potente, ne forte incidas in manus illius. | 1. Bind geen strijd aanGa naar voetnoot1) met een man van macht, opdat gij soms niet valt in zijne handenGa naar voetnoot2). |
2. Non contendas cum viro locuplete, ne forte contra te constituat litem tibi. Matth. V 25. | 2. Maak geen twist met een rijk man, opdat hij u niet aankome met een twistgeding tegen uGa naar voetnoot3). |
3. Multos enim perdidit aurum et argentum, et usque ad cor regum extendit, et convertit. Infra XXXI 6. | 3. Want velen heeft het goud [en zilver] verdorven, en het [drong door tot en] verleidde de harten der koningenGa naar voetnoot4). |
4. Non litiges cum homine linguato, et non strues in ignem illius ligna. | 4. Bind geen strijd aan met een man, die rap van tong is, en werp geen hout in zijn vuurGa naar voetnoot5). |
5. Non communices homini indocto, ne male de progenie tua loquatur. | 5. Houd geen gemeenschap met een mensch zonder opvoeding, opdat hij geen kwaad spreke van uw kroostGa naar voetnoot6). |
6. Ne despicias hominem avertentem se a peccato, neque improperes ei: memento quoniam omnes in correptione sumus. Cor. II 6; Gal. VI 1. | 6. Versmaad niet een mensch, die zich afkeert van de zonde, [en doe hem geen verwijten;] bedenk dat wij allen strafwaardig zijnGa naar voetnoot7). |
[pagina 396]
7. Ne spernas hominem in sua senectute: etenim ex nobis senescunt. Lev. XIX 32. | 7. Veracht geen mensch in zijn ouderdomGa naar voetnoot8); want ook van ons worden er oud. |
8. Noli de mortuo inimico tuo gaudere: sciens quoniam omnes morimur, et in gaudium nolumus venire. | 8. Verheug u niet over een doode [, uw vijand], indachtig dat wij altegader sterven [en niet wenschen een voorwerp van vermaak te worden]. |
9. Ne despicias narrationem presbyterorum sapientium, et in proverbiis eorum conversare: Supra VI 35. | 9. Versmaad niet wat [bejaarde] wijze mannen verkonden en vermei u in hunne spreukenGa naar voetnoot9) |
10. Ab ipsis enim disces sapientiam, et doctrinam intellectus, et servire magnatis sine querela. | 10. Van hen toch kunt gij wijsheid [en verstandig doorzicht] leeren, en hoe gij de grooten moet dienen [zonder gelaakt te worden]. |
11. Non te praetereat narratio seniorum: ipsi enim didicerunt a patribus suis. | 11. Laat u niet ontgaan wat de ouden verkonden; zelf toch hebben zij van hunne vaderen geleerd. |
12. Quoniam ab ipsis disces intellectum et in tempore necessitatis dare responsum. | 12. Want van hen zult gij doorzicht leeren en antwoord te geven ten tijde dat het noodig is. |
13. Non incendas carbones peccatorum arguens eos, et ne incendaris flamma ignis peccatorum illorum. | 13. Blaas de kolen der zondaren niet aan [door hen te berispen], en laat u niet in brand steken door de vuurvlam [hunner zondenGa naar voetnoot10)]. |
14. Ne contra faciem stes contumeliosi, ne sedeat quasi insidiator ori tuo. | 14. Weersta niet in zijn aangezicht den lasteraar, opdat hij niet als een belager op wacht zitte bij uwen mondGa naar voetnoot11). |
15. Noli foenerari homini fortiori te: quod si foeneraveris, quasi perditum habe. Infra XIX 4. | 15. Leen niet aan een man, die machtiger is dan gij; en zoo gij hem geleend hebt, beschouw het als verloren. |
16. Non spondeas super virtutem tuam: quod si spoponderis, quasi restituens cogita. | 16. Blijf geen borg boven uw vermogenGa naar voetnoot12), maar zijt gij borg gebleven, denk dan dat gij betalen moetGa naar voetnoot13). |
[pagina 397]
17. Non judices contra judicem: quoniam secundum quod justum est judicat. | 17. Recht niet tegen een rechter, want naar hetgeen recht is, recht hijGa naar voetnoot14). |
18. Cum audace non eas in via, ne forte gravet mala sua in te: ipse enim secundum voluntatem suam vadit, et simul cum stultitia illius peries. Gen. IV 8. | 18. Begeef u niet op. weg met een roekelooze, opdat hij soms niet zijn onheil op u ladeGa naar voetnoot15); hij toch gaat naar eigen willekeur zijns weegs, en door zijn onverstand zult gij mede omkomen. |
19. Cum iracundo non facias rixam, et cum audace non eas in desertum: quoniam quasi nihil est ante illum sanguis, et ubi non est adjutorium, elidet te. Prov. XXII 24. | 19. Met een driftige begin geen strijd en ga met hem [den roekelooze] niet de woestijn in; want bloed telt niets in zijn oog, en waar geen hulp te wachten is, zal hij u neervellen. |
20. Cum fatuis consilium non habeas: non enim poterunt diligere nisi quae eis placent. | 20. Raadpleeg geen dwazen; zij toch kunnen niets waardeeren dan wat hen streeltGa naar voetnoot16). |
21. Coram extraneo ne facias consilium: nescis enim quid pariet. | 21. Houd geen raad in tegenwoordigheid van een vreemde; want gij gij weet niet wat hij zal uitbrengenGa naar voetnoot17). |
22. Non omni homini cor tuum manifestes: ne forte inferat tibi gratiam falsam, et convitietur tibi. | 22. Openbaar niet aan ieder mensch uw hart, opdat hij u geen slechten dank bewijzeGa naar voetnoot18) [en u uitlache]. |
- voetnoot1)
- Vs. 1-4 waarschuwen voor twist met rijken en machtigen.
- voetnoot2)
- Die sterker zijn dan de uwe en daarom voor u gevaarlijk.
- voetnoot3)
- De Vulgaat vertaalt hier zeer vrij. Gr. heeft: ‘opdat hij niet tegenstelle uw gewicht’, te weten tegen het zijne, min gelukkige vertolking van Hebr.: ‘opdat hij niet afwege uw gewicht’, d.w.z. niet berekene hoe weinig gewicht gij in de weegschaal kunt werpen, en den rechter omkoope. Aan die gedachte sluit zich v. 3 als redengevend aan.
- voetnoot4)
- Daarom zal het den rijke niet moeilijk vallen, de rechters in het geding om te koopen.
- voetnoot5)
- D.i. giet geen olie in het vuur. Er volgen v. 5-8 nog eenige regelen over den omgang met anderen.
- voetnoot6)
- De oorspronkelijke lezing van v. 5 is onzeker. Gr. heeft: ‘Scherts niet met een mensch zonder opvoeding, opdat uwe ouders niet onteerd worden’. D.i. gij zoudt daardoor uwe ouders onteeren. Hebr.: ‘Spionneer niet rond met een dwaas, opdat hij de edelen niet verachte’. De zin daarvan schijnt: Gebruik geen dwaas of goddelooze om geheimen uit te vorschen; want dan zal hij meenen dat alle braven doen als gij.
- voetnoot7)
- Vgl. Jac. III 2.
- voetnoot8)
- Om de gebreken, die met den ouderdom komen.
- voetnoot9)
- Vs. 9-12 bevelen den omgang met wijze en oude menschen aan.
- voetnoot10)
- Vs. 13-22 volgen verdere levensregelen, aan de ondervinding ontleend. Naar het schijnt is de oorspronkelijke zin van v. 13 niet die, welke door de glosse arguens eos wordt aangeduid; Hebr. toch (met geringe verbetering) heeft: ‘Braad niet op de kolen van den goddelooze, opdat gij door de vlam van zijn vuur niet verbrand wordt’, d.w.z. laat u niet in met hetgeen de goddelooze zondigs doet, anders zult gij mede zondigen en goddeloos worden.
- voetnoot11)
- Treed niet in woordenwisseling met een lasteraar, die uwe woorden zal opvangen en verdraaien en tegen u keeren. Naar Hebr., met behulp van Gr. en Syr. verbeterd, is echter de waarschijnlijke zin een andere: ‘Verwijder u niet van den lasteraar, zoodat gij hem laat zitten als iemand, die in een hinderlaag op u loert’. D.w.z. houd den lasteraar in het oog, opdat hij geen gelegenheid vinde om u te bekladden.
- voetnoot12)
- Beter naar Hebr. en Syr.: ‘Blijf geen borg voor iemand, die meer is dan gij’.
- voetnoot13)
- Zoowel hij, die leent (v. 15) aan een persoon, die machtiger is dan hij zelf, alsook wie voor zoo iemand borg blijft, handelt onvoorzichtig. Want lichtelijk zal die andere misbruik maken van zijne macht en hem in den steek laten.
- voetnoot14)
- De zin naar de Vulgaat is: Veroordeel een rechter, die u veroordeelt, niet als onrechtvaardig; want krachtens zijn ambt oordeelt hij naar recht en billijkheid. Maar wat zij krachtens hun ambt moesten doen, doen de rechters niet altijd. Er zijn ook onrechtvaardige rechters. Daarom verdient de tekst van Hebr. de voorkeur: ‘Recht niet tegen een rechter (d.i. ga geen rechtsgeding met hem aan, waarin hij zelf rechter is); want naar zijn wil recht hij’.
- voetnoot15)
- U niet medesleepe in het ongeluk.
- voetnoot16)
- Beter Gr. en Hebr.: ‘want hij (de dwaas) kan geen geheim bij zich houden’.
- voetnoot17)
- Hebr.: ‘In tegenwoordigheid van een vreemde doe niets geheims (d.i. wat verborgen moet blijven); want gij weet niet wat hij uitbrengt’.
- voetnoot18)
- Hebr.: ‘en stoot niet van u de goedheid’, d.i. maak u niet gehaat (door uitstorting van uw hart tegenover een ieder).