De heilige boeken van het oude verbond. Deel 5. Het boek der Spreuken. De Prediker. Het Hooglied. Het boek der Wijsheid. Het boek Ecclesiasticus
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput V.
|
1. Noli attendere ad possessiones iniquas, et ne dixeris: Est mihi sufficiens vita: nihil enim proderit in tempore vindictae et obductionis. | 1. Reken niet op [onrechtvaardig] bezit en zeg niet: Ik heb genoegGa naar voetnoot1) [mijn leven lang; want niets zal het u baten ten tijde der wrake en der bezoeking]. |
2. Ne sequaris in fortitudine tua concupiscentiam cordis tui: | 2. Volg niet in uwe sterkte de begeerlijkheid uws harten, |
3. Et ne dixeris: Quomodo potui? aut quis me subjiciet propter facta mea? Deus enim vindicans vindicabit. | 3. en zeg niet: Wat ben ik machtig! [of wie zal mij dwingen ten aanzien mijner daden?] Want de wrekende God zal het wrekenGa naar voetnoot2). |
[pagina 384]
4. Ne dixeris: Peccavi, et quid mihi accidit triste? Altissimus enim est patiens redditor. Ps. X 6. | 4. Zeg nietGa naar voetnoot3): Ik heb gezondigd, en wat [droefs] is mij overkomen? Want de Allerhoogste is [een] lankmoedig [vergelder]. |
5. De propitiato peccato noli esse sine metu, neque adjicias peccatum super peccatum. | 5. Over de kwijtschelding [van zonde] wees niet onbezorgd, en stapel niet zonde op zondeGa naar voetnoot4) |
6. Et ne dicas: Miseratio Domini magna est, multitudinis peccatorum meorum miserebitur. | 6. en zeg niet: 's Heeren barmhartigheid is groot, mijne menigvuldige zonden zal Hij vergeven. |
7. Misericordia enim et ira ab illo cito proximant, et in peccatores respicit ira illius. Prov. X 6. | 7. Want barmhartigheid en gramschap gaan [spoedig] van Hem uit, en op de zondaars ziet zijne gramschap nederGa naar voetnoot5). |
8. Non tardes converti ad Dominum, et ne differas de die in diem: | 8. Draal niet met u te bekeeren tot den Heer en stel niet uit van dag tot dag; |
9. Subito enim veniet ira illius, et in tempore vindictae disperdet te. | 9. want plotseling zal zijne gramschap komen, en ten tijde der wrake zal Hij u verdelgenGa naar voetnoot6). |
10. Noli anxius esse in divitiiis injustis: non enim proderunt tibi in die obductionis et vindictae. Prov. XI 4, 28. | 10. Tob u niet af om onrechtvaardigen rijkdomGa naar voetnoot7); want deze zal u niet baten op den dag der bezoeking [en der wraak]. |
11. Non ventiles te in omnem ventum, et non eas in omnem viam: sic enim omnis peccator probatur in duplici lingua. | 11. Draai u niet naar elken wind en ga niet op iederen weg. Zoo toch doet zich ieder zondaar kennen door zijne dubbele tongGa naar voetnoot8). |
12. Esto firmus in via Domini, et in veritate sensus tui et scientia, et prosequatur te verbum pacis et justitiae. | 12. Wees standvastig op den weg [des Heeren] en in de waarheid uwer gevoelens en in uwe kennisGa naar voetnoot9), [en vergezellen moge u het woord des vredes en der gerechtigheid]. |
13. Esto mansuetus ad audiendum verbum, ut intelligas: et cum sapi- | 13. Wees goedig, om [naar een woord] te luisteren [ten einde het te |
[pagina 385]
entia proferas responsum verum. | verstaan,] en geef met wijsheid het [rechte] antwoordGa naar voetnoot10). |
14. Si est tibi intellectus, responde proximo: sin antem, sit manus tua super os tuum, ne capiaris in verbo indisciplinato, et confundaris. | 14. Hebt gij verstand, geef antwoord uwen naaste; zoo niet, leg uwe hand op uwen mond [, opdat men u niet vange in een onwijs antwoord en gij te schande wordt]. |
15. Honor et gloria in sermone sensati, lingua vero imprudentis subversio est ipsius. | 15. Eer en luister ligt in de taal van den wijze, maar de tong van den onverstandige brengt hem ten valGa naar voetnoot11). |
16. Non appelleris susurro, et lingua tua ne capiaris, et confundaris. | 16. Laat u geen oorblazer noemen, en laat u door uwe tong niet vangen [, zoodat gij te schande wordtGa naar voetnoot12).] |
17. Super furem enim est confusio et poenitentia, et denotatio pessima super bilinguem: susurratori autem odium, et inimicitia, et contumelia. | 17. Want op den dief komt schande [en spijt], maar het ergste schandmerk op den dubbeltongige [en op den oorblazer haat en vijandschap en smaad]. |
18. Justifica pusillum, et magnum similiter. | 18. Doe gelijkelijk recht aan den kleine en aan den grooteGa naar voetnoot13). |
- voetnoot1)
- Hebr.: ‘Steun niet op uwen rijkdom, en zeg niet: Het staat in mijne macht’. M.a.w. meen niet, dat gij alles kunt en dat u alles geoorloofd is, al zijt gij rijk en machtig. Naar de Vulgaat met haar toevoegsels heeft de vermaning een meer beperkten zin. Verlaat u niet op onrechtvaardig, d.i. door onrecht verworven (vgl. Luc. XVI 9) bezit. Al meent gij daardoor geborgen te zijn voor uw leven, God zal u op zijn tijd weten te vinden.
- voetnoot2)
- De oorspronkelijke lezing van v. 2 en 3 schijnt deze: ‘Volg niet uwe begeerlijkheid en uw vermogen, terwijl gij wandelt naar de lusten uws harten. Zeg niet: Wie vermag iets? Want Jahwe zal het wreken’. D.i. geef u niet over aan de zondige genietingen, tot welke uw rijkdom u gelegenheid biedt, en meen niet, dat niemand het u beletten kan. Er is een rechtvaardig God. In uwe sterkte (v. 2 Vulgaat) schijnt te beteekenen: al hebt gij het in uw vermogen.
- voetnoot3)
- Vs. 4-9, in den grondtekst 7 tweeledige verzen, handelen over het vermetel vertrouwen op Gods lankmoedigheid,
- voetnoot4)
- Duidelijker naar Hebr.: ‘Op de kwijtschelding verlaat u niet, terwijl gij zonde op zonde stapelt’ Zondig er niet op aan in de meening, God zal het wel vergeven.
- voetnoot5)
- Niet enkel barmhartigheid, maar ook gramschap gaat van God uit (Gr. en Hebr. ‘is bij Hem’) en deze laatste rust (Hebr. en Gr.) op den (onboetvaardigen) zondaar.
- voetnoot6)
- Er volgen v. 10 - VI 4 vermaningen en waarschuwingen van verschillenden aard.
- voetnoot7)
- Hebr.: ‘Vertrouw niet op bedriegelijke schatten’.
- voetnoot8)
- Gr.: ‘zoo is (handelt) de zondaar, de dubbeltongige’. Het is eene aan VI 1 (zie noot 2 ald.) ontleende glosse.
- voetnoot9)
- Naar Hebr. en Gr.: ‘Blijf vast bij uwe overtuiging, en één (zich zelf gelijk) zij uw woord’. De zin van v. 12 in zijn geheel naar de Vulgaat schijnt: Blijf op den weg des Heeren, doordat gij vooreerst volhardt bij de ware gevoelens, welke gij omtrent God en de goddelijke dingen koestert, en voorts steeds datgene spreekt wat tot bevordering van vrede en gerechtigheid strekt.
- voetnoot10)
- Hebr. en Gr.: ‘Wees vlug bereid om te hooren, en geef met lankmoedigheid antwoord’. Vgl. Jac. I 19.
- voetnoot11)
- Hebr.: ‘Eer en schande ligt in de hand van den zwetser, en de tong des menschen is zijn ondergang’. Een zwetser kan u uwe eer laten of er u van berooven, en veelal wordt de mensch slecht of ongelukkig door niet te waken over zijne tong.
- voetnoot12)
- Hebr.: ‘Gij zult niet dubbeltongig heeten en met uwe tong niemand belasteren’.
- voetnoot13)
- Zie VI noot 1.