De heilige boeken van het oude verbond. Deel 5. Het boek der Spreuken. De Prediker. Het Hooglied. Het boek der Wijsheid. Het boek Ecclesiasticus
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekend
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||
Caput XV.
|
1. Responsio mollis frangit iram: sermo durus suscitat furorem. Infra XXV 15. | 1. Een zacht antwoord ontwapent de gramschap; schampere taal prikkelt den toorn. |
2. Lingua sapientium ornat scientiam: os fatuorum ebullit stultitiam. | 2. De tong der wijzen siert de wetenschap; de mond der dwazen vloeit over van onverstandGa naar voetnoot1). |
3. In omni loco oculi Domini contemplantur bonos et malos. | 3. Allerwegen zijn de oogen des Heeren, goeden en kwaden slaan zij gadeGa naar voetnoot2). |
4. Lingua placabilis, lignum vitae: quae autem immoderata est, conteret spiritum. | 4. Eene zachtaardige tong is een boom des levens; maar eene, die zich niet laat beteugelen, slaat wonden aan den geestGa naar voetnoot3). |
5. Stultus irridet disciplinam patris sui: qui autem custodit increpationes, astutior fiet.
In abundanti justitia virtus maxima est: cogitationes autem impiorum eradicabuntur. |
5. De dwaas lacht om de tucht van zijnen vaderGa naar voetnoot4); maar die terechtwijzingen ter harte neemt, zal immer toenemen in wijsheid.
In rijkdom van gerechtigheid ligt eene zeer groote kracht; maar de overleggingen der goddeloozen zullen geheel en al verijdeld wordenGa naar voetnoot5). |
6. Domus justi plurima fortitudo: et in fructibus impii conturbatio. | 6. Het huis van den rechtvaardige is eene zeer sterke veste; maar in de vruchten van den goddelooze heerscht bederfGa naar voetnoot6). |
[pagina 69]
7. Labia sapientium disseminabunt scientiam: cor stultorum dissimile erit. | 7. De lippen der wijzen strooien het zaad der kennis uit; het hart der dwazen is geheel andersGa naar voetnoot7). |
8. Victimae impiorum abominabiles Domino: vota justorum placabilia: Infra XXI 27; Eccli. XXXIV 21. | 8. De offers der goddeloozen zijn een gruwel voor den Heer; de gebeden der rechtvaardigen zijn Hem welgevalligGa naar voetnoot8). |
9. Abominatio est Domino via impii: qui sequitur justitiam, diligitur ab eo. | 9. Een gruwel voor den Heer is de weg van den goddelooze; die naar de gerechtigheid streeft, wordt door Hem bemindGa naar voetnoot9). |
10. Doctrina mala deserenti viam vitae: qui increpationes odit, morietur. | 10. Onderrichting is hard voor dengene, die den weg des levens verlaat; die bestraffingen haat, zal den dood vindenGa naar voetnoot10). |
11. Infernus, et perditio coram Domino: quanto magis corda filiorum hominum? | 11. Doodenrijk en verderfGa naar voetnoot11) liggen open voor de oogen des Heeren; hoeveel te meer de harten der menschenkinderen! |
12. Non amat pestilens eum, qui se corripit: nec ad sapientes graditur. | 12. De verdorvene houdt niet van dengene, die hem terechtwijst; en tot de wijzen gaat hij nietGa naar voetnoot12). |
13. Cor gaudens exhilarat faciem: in moerore animi dejicitur spiritus. Infra XVII 22. | 13. Een vroolijk hart doet het gelaat van vreugde stralen; bij zielsverdriet wordt de geest neergedruktGa naar voetnoot13). |
14. Cor sapientis quaerit doctrinam: et os stultorum pascitur imperitia. | 14. Het hart van den wijze haakt naar kennis; maar de mond der dwazen doet zich te goed aan onverstandGa naar voetnoot14). |
15. Omnes dies pauperis, mali: secura mens quasi juge convivium. | 15. Alle dagen zijn kwade dagen voor den arme; een gerust gemoed is als een gestadig vreugdemaalGa naar voetnoot15). |
[pagina 70]
16. Melius est parum cum timore Domini, quam thesauri magni et insatiabiles. | 16. Beter weinig goederen met vreeze des Heeren, dan groote schatten, die geene rust brengenGa naar voetnoot16). |
17. Melius est vocari ad olera cum caritate: quam ad vitulum saginatum cum odio. | 17. Beter is het uitgenoodigd te worden op moeskruiden en liefde daarbij, dan op een gemest kalf en haat daarbijGa naar voetnoot17). |
18. Vir iracundus provocat rixas: qui patiens est, mitigat suscitatas. | 18. Een opvliegend mensch verwekt krakeel; die lankmoedig is, maakt een einde aan de twistenGa naar voetnoot18). |
19. Iter pigrorum quasi sepes spinarum: via justorum absque offendiculo. | 19. Het pad der luiaards is als eene doornen heg; de weg der rechtvaardigen is geëffendGa naar voetnoot19). |
20. Filius sapiens laetificat patrem: et stultus homo despicit matrem suam. | 20. Een wijze zoon verblijdt zijnen vader, maar een dwaas mensch verachtGa naar voetnoot20) zijne moeder. |
21. Stultitia gaudium stulto: et vir prudens dirigit gressus suos. | 21. Dwaasheid is een vermaak voor den dwaze, maar de man van verstand betreedt het rechte padGa naar voetnoot21). |
22. Dissipantur cogitationes ubi non est consilium: ubi vero sunt plures consiliarii, confirmantur. | 22. Verijdeld worden plannen, waarbij geen raadslag is gehouden; maar waar vele raadslieden zijn, krijgen zij hun beslagGa naar voetnoot22). |
23. Laetatur homo in sententia oris sui: et sermo opportunus est optimus. | 23. Vreugde heeft de mensch over het treffend bescheid van zijnen mond; en woorden, te juister tijd gesproken, - zij zijn voortreffelijkGa naar voetnoot23). |
24. Semita vitae super eruditum, ut declinet de inferno novissimo. | 24. Het pad des levens gaat opwaarts voor den wijze, opdat hij zich afwende van de hel in de diepteGa naar voetnoot24). |
[pagina 71]
25. Domum superborum demolietur Dominus: et firmos faciet terminos viduae. | 25. Het huis van de hoovaardigen zal de Heer verwoesten; maar de grenspalen der weduwe zal Hij vaststallenGa naar voetnoot25). |
26. Abominatio Domini cogitationes malae: et purus sermo pulcherrimus firmabitur ab eo. | 26. Een gruwel voor den Heer zijn booze overleggingen; maar rein zijn woorden vol schoonheid, door Hem worden zij bekrachtigdGa naar voetnoot26). |
27. Conturbat domum suam qui sectatur avaritiam: qui autem odit munera, vivet.
Per misericordiam et fidem purgantur peccata: per timorem autem Domini declinat omnis a malo. Infra XVI 6. |
27. Die hebzucht dient, ontreddert zijn huis; maar die geschenken haat, zal het leven vindenGa naar voetnoot27).
Door barmhartigheid en trouw worden zonden uitgeboet; maar door de vreeze des Heeren houdt een ieder zich verwijderd van het kwaad. |
28. Mens justi meditatur obedientiam: os impiorum redundat malis. | 28. Het hart van den rechtvaardige zint op gehoorzaamheidGa naar voetnoot28); de mond der goddeloozen vloeit over van boosheden. |
29. Longe est Dominus ab impiis: et orationes justorum exaudiet. | 29. Verre is de Heer van de goddeloozen; maar de smeekingen der rechtvaardigen verhoort HijGa naar voetnoot29). |
30. Lux oculorum laetificat animam: fama bona impinguat ossa. | 30. Het licht der oogenGa naar voetnoot30) verblijdt het hart; eene blijde tijding stort merg in het gebeente. |
31. Auris, quae audit increpationes vitae, in medio sapientium commorabitur. | 31. Een oor, dat luistert naar vermaningen ten leven, mag plaats nemen in het midden der wijzenGa naar voetnoot31). |
[pagina 72]
32. Qui abjicit disciplinam, despicit animam suam: qui autem acquiescit increpationibus, possessor est cordis. | 32. Die het juk der tucht afwerpt, veracht zich zelven; maar die luistert naar vermaningen, is meester van zijn hartGa naar voetnoot32). |
33. Timor Domini, disciplina sapientiae: et gloriam praecedit humilitas. | 33. De vreeze des Heeren is eene leerschool ter wijsheid; en vóór de eer gaat nederigheidGa naar voetnoot33). |
- voetnoot1)
- De wijsheid wint in aanzien, schoonheid en aantrekkelijkheid door de verstandige manier, waarop zij wordt voorgedragen; maar door het onophoudelijk voortpraten van den onverstandige treedt de dwaasheid nog meer in een hatelijk licht.
- voetnoot2)
- De gedachte aan Gods alomtegenwoordigheid en alwetendheid moet den mensch afschrikken van het kwaad, versterken in het goed. Vgl. V 21; Ps. XXXIII 16, 17; Eccli. XV 19, 20; Hebr. IV 13.
- voetnoot3)
- Eene tong, bestierd door eerbied voor God en liefde tot den naaste, is als een levensboom; zij biedt troost in allen nood, artsenij voor alle kwalen. Maar eene onbeteugelde tong stort in het hart van anderen het gif van goddeloosheid en bederf, pijnigt en verwondt door laster en kwaadspreken.
- voetnoot4)
- Die in woorden, houding of gedrag lacht met de tucht van zijnen vader, blijft een dwaas; vgl. XIII 1, 18.
- voetnoot5)
- Deze spreuk ontbreekt in het Hebr. en komt in gedachten ongeveer overeen met het volgende vers. Ware gerechtigheid, ook zonder sluwheid, geeft groote kracht, maar de grootste sluwheid zonder gerechtigheid kan niets duurzaams uitwerken.
- voetnoot6)
- Blijvend is het goed van den rechtvaardige, maar in de vruchten van den goddelooze zit de kiem van bederf, aan zijne inkomsten kleven de smetten van bedrog, de tranen der verdrukten.
- voetnoot7)
- Of het Hebr. ‘lo-keen’ vertaald wordt met dissimile, geheel anders, niet aldus of met instabile, onbestendig, doet, wat den zin betreft, weinig ter zake. De zin blijft: De wijzen houden stichtende gesprekken, zij bevorderen de wijsheid bij anderen; niet aldus de dwazen; uit den mond der dwazen kan men wegens de wuftheid van hun hart niets stichtends verwachten.
- voetnoot8)
- Uitwendige godsdienstige verrichtingen, offers en gebeden, die niet als de HH. Sacramenten waarde hebben ex opere operato, ontleenen hare beteekenis en hare waarde bij God aan de gesteltenis des harten.
- voetnoot9)
- Vgl. XI 20. De weg, d.i. het gedrag, de handelwijze.
- voetnoot10)
- Onderrichting, Hebr. tuchtiging, is wel hard, maar toch een heilzaam geneesmiddel voor dengene, die den weg des levens verlaat; anders zal hij ontwijfelbaar den eeuwigen dood vinden.
- voetnoot11)
- Verderf, d.i. de afgrond der hel; vgl. Job XXVI 6. Hoeveel te meer, d.i. naar menschelijke voorstelling; want hoewel de mensch de diepten van het menschenhart ook niet kan doorgronden (vgl. XIV 10), toch kan hij gemakkelijker eenen blik werpen in het hart van een ander, dan in het doodenrijk.
- voetnoot12)
- Het gedrag van den wijze is eene voortdurende, stilzwijgende terechtwijzing voor den verdorvene (Hebr. den spotter); deze zoekt daarom slechts omgang met zijns gelijken.
- voetnoot13)
- Zielsverdriet teekent zich niet slechts af op het gelaat, maar belemmert ook de werkzaamheid des geestes.
- voetnoot14)
- Vgl. XIV 18.
- voetnoot15)
- De arme moge telken dage gevoelen het harde van zijn lot, toch mag hij zich gelukkig achten, als hij in een rustig gemoed, in een rein geweten den waren vrede des harten smaakt. Anderen nemen pauper in tegenstelling met secura mens in geestelijken zin: iemand, die arm is aan wijsheid en deugd, kan ondanks allen overvloed niet gelukkig zijn.
- voetnoot16)
- Insatiabiles Hebr. en onrust daarbij. Vrede des harten, uit de heilige vreeze Gods geboren, is de grootste schat; groote aardsche schatten, door onrecht verkregen of tot hebzucht prikkelend, brengen geen geluk, maar onrust of wroeging aan.
- voetnoot17)
- Niet de gave zelve, maar de gezindheid des harten teekent de ware naastenliefde. Vgl. XVII 1.
- voetnoot18)
- Vgl. XXVI 21; XXIX 22.
- voetnoot19)
- De luiaard ziet door eigen schuld overal werkelijke of denkbeeldige moeilijkheden, terwijl de ledigheid zelve de gevaren op den weg des heils vermeerdert en vergroot. De rechtvaardige daarentegen slaat blijmoedig de handen aan het werk en overwint met Gods hulp gemakkelijk alle moeilijkheden.
- voetnoot20)
- Veracht, d.i. brengt haar in verachting, doet haar alle leed en schande aan; vgl. X 1.
- voetnoot21)
- Vgl. X 23. Het leven beantwoordt aan de gezindheid des harten. Dartel en lichtzinnig begaat de dwaze dwaasheden, zonden, terwijl de man van verstand met vreugde den rechten weg bewandelt.
- voetnoot22)
- Overijlde plannen houden geene rekening met moeilijkheden en vallen daarom in duigen, reeds bij een begin van uitvoering. Maar de waarde en de deugdelijkheid van weldoordachte plannen blijken bij de uitvoering; daardoor krijgen die plannen telkens meer vastheid en komen zij, ondanks moeilijkheden, tot stand.
- voetnoot23)
- Vgl. XXV 11.
- voetnoot24)
- Het is goed en heilzaam voor den wijze den steilen, lastigen weg, die opwaarts ten leven leidt, te bewandelen; zoo verwijdert hij zich meer en meer van den afgrond der hel in de diepte.
- voetnoot25)
- De landerijen waren afgescheiden door grenspalen of steenen, die door list of geweld verplaatst konden worden. God waakt over de zwakken: de trotsche geweldenaars, verdrukkers van weduwen en weezen, zal Hij straffen.
- voetnoot26)
- Booze overleggingen, strijdig met de liefde jegens den naaste, zijn een gruwel voor den Heer; maar rein in wettelijken zin, Gode welgevallig, zijn liefderijke (Hebr.) woorden, die het welzijn van anderen beoogen en bevorderen. De woorden firmabitur ab eo ontbreken in het Hebr., in alle andere vertalingen en zelfs in vele Latijnsche handschriften; zij zijn waarschijnlijk eene nadere toelichting van lateren oorsprong. Dergelijke liefderijke woorden worden door God bekrachtigd, begunstigd en gezegend.
- voetnoot27)
- Die uit liefde voor het geld zich dienstbaar maakt aan de hebzucht, of die, naar het Hebr., eerloos gewin bejaagt, richt zich zelven en de zijnen te gronde; maar die, wars van alle oneerlijkheid, zich door geene geschenken laat afbrengen van trouwe plichtsbetrachting, zal het leven vinden. Het volgende: Door barmhartigheid enz. staat in het Hebr. niet hier, maar XVI 6, zie de verklaring aldaar.
- voetnoot28)
- Zint op gehoorzaamheid, Hebr. op antwoord, d.i. is voorzichtig om niets te zeggen, dat God of den naaste kan beleedigen; de mond der goddeloozen is als eene bron, waaruit voortdurend allerlei boosheden, verdachtmakingen, beleedigingen enz. opwellen.
- voetnoot29)
- Vgl. v. 8; Joan IX 31.
- voetnoot30)
- Het licht der oogen, d.i. niet het licht der eigen oogen, maar een vriendelijke blik van een ander, van feluk en vreugde stralende oogen, verlijdt, evenals eene blijde tijding, ziel en lichaam.
- voetnoot31)
- Hij, die heilzame vermaningen weet ter harte te nemen, geeft een bewijs van ware wijsheid; zoo iemand mag toegelaten worden in het hooge gezelschap der wijzen.
- voetnoot32)
- Is meester van zijn hart: hij vindt in den dienst des Heeren de ware vrijheid en het geluk der kinderen Gods, terwijl degene, die het juk der tucht afwerpt, zijne ziel haat en zich zelven ongelukkig maakt. Anderen vertalen naar het Hebr.: bezit een hart, d.i. verstand.
- voetnoot33)
- Om tot de wijsheid te geraken moet men de leerschool doorloopen van de tucht in de vreeze des Heeren. Zoo ook is nederigheid, nederig luisteren naar de vermaningen ten leven, de onbetwistbare voorwaarde voor het verkrijgen van de hooge eer, plaats te mogen nemen onder de wijzen; vgl. v. 31.